2 Paaszondag B  -  'Herdenking Overledenen'  (06/04/2024)

Inleiding op de lezing  (Frans)

Ik wens jullie vrede!” … Dat zegt Jezus vandaag ook tegen ieder van ons.
Die wens moet belangrijk zijn, want in de lezing van vandaag komt die 3x voor.

Het is vandaag Beloken Pasen, het eerste weekend na de Goede week, met het avondmaal dat Jezus met zijn leerlingen vierde, zijn lijden, sterven, de stille zaterdag en zijn verrijzenis op de 3e dag, Paaszondag.

Beloken Pasen is ook de dag waarop we in Effata onze doden herdenken. Vooral diegenen die een speciale plek hebben in ons hart en de voorbije jaren reeds de overgang naar het leven aan de overkant maakten.

Dit jaar is het een speciale herdenking.
Voor al diegenen die het afgelopen jaar een geliefde verloren. Zelf denk ik dan aan mijn broer Paul.
Maar ook omdat het vandaag de verjaardag is van pater Guido, onze Guido. Hij zou vandaag 71 worden. Maar hij stierf 10 jaar geleden. En toch leeft ook hij nog voort.

Vandaag horen we opnieuw het verhaal van Tomas, in de volksmond de ongelovige Tomas. Iemand waarin we ons allemaal van tijd tot tijd .- of dikwijls - kunnen in herkennen. De verrijzenis van Jezus die we vorige week herdachten, herbeleefden, is ook niet zo gemakkelijk te begrijpen of te geloven. En toch, …

Luisteren we naar wat Johannes schrijft.

Lezing:  Johannes 20, 19-31  (NBV21)

Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar; uit angst voor de Joden hadden ze de deuren op slot gedaan. Jezus kwam in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij met jullie!’  Na deze woorden toonde Hij hun zijn handen en zijn zij. De leerlingen waren blij omdat ze de Heer zagen.  Nog eens zei Jezus: ‘Vrede zij met jullie! Zoals de Vader Mij heeft uitgezonden, zo zend Ik jullie uit.’  Na deze woorden blies Hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest.  Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.’

Een van de twaalf, Tomas (dat is Didymus, ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam.  Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’  Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren op slot zaten, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Vrede zij met jullie!’ zei Hij,  en daarna richtte Hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’  Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’  Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je Me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’

Jezus heeft in het bijzijn van zijn leerlingen nog veel meer tekenen verricht, die niet in dit boek staan,  maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leven ontvangt door zijn naam.

Overweging  (Frans)

De leerlingen hielden hun deuren goed gesloten. Ze waren bang.
Begrijpelijk: hun meester, hun voorganger, was gestorven, en hoe!
Bovendien was zijn lichaam ook nog eens verdwenen.
De autoriteiten zullen ongetwijfeld zeggen dat zij dat gedaan hadden. ….

Maar dan gebeurt er iets speciaals. Ze hebben, samen, een godservaring.
Het is alsof Jezus bij hen is, echt in hun midden is … Ze horen hem zeggen
“Ik wens jullie vrede!” … Dat is meer dan allen maar zeggen “wees niet bang”. Ze ervaren dat die vrede alles omvat wat belangrijk is.
Het is alsof ze, ondanks al hun verdriet, een geschenk krijgen.
Genade, om te aanvaarden, om los te laten én tegelijk het besef toe te laten dat het leven niet stopt bij onze lichamelijke dood. Jezus leeft! Niet zoals wij dat gewoon zijn. Maar op een andere, voor ons moeilijk te vatten manier.
Maar toch, de leerlingen voelen zich herleven …

Jezus zegt dat ook tegen ieder van ons, vandaag. “Ik wens je vrede!”
Laten wij ons daardoor raken? Kunnen we ruimer, dieper kijken?
Durven we geloven in de kracht die uitgaat van een God die ieder van ons graag ziet, met ons op weg wil gaan? Die ons duidelijk maakt dat het nooit verloren is, dat er altijd nieuwe deuren open gaan? Durven we vertrouwen, ons toevertrouwen?

Net als de leerlingen toen, schenkt Jezus ook ons Zijn Geest, om ons te helpen. Het is een geschenk. Wij beslissen of we dat openen, aanvaarden, of dat nog een tijdje in de kast laten zitten.

Dan komt er een zin die mij wat bevreemdt: “Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.
De rest van de lezing gaat immers over geloven en gezonden worden om te getuigen van ons geloof.
Die zin over vergeven lijkt er niet helemaal in te passen. Raar … of juist niet ?

Ik ervaar deze uitspraak in eerste instantie als een oproep tot ieder van ons om mensen – ook onszelf - niet te beperken tot, op te sluiten in hun fouten, maar om te vergeven, tot 7 x 70 maal. Om nieuwe kansen te geven, telkens weer, om zo vredevol samen-leven te bevorderen.

Mensen zijn niet volmaakt. Ook wij niet. Dus zullen we af en toe de bal mis slaan, te kort schieten in liefde. Als wij in de fout gaan, kunnen we onszelf herpakken. Proberen recht te zetten wat we verkeerd deden en proberen om het vanaf nu beter te doen.

We kunnen anderen niet dwingen om hetzelfde te doen. We kunnen ze wel uitnodigen, hen een  nieuwe kans geven. Dat doen kan moeilijk zijn, tijd vragen. Wanneer we diep gekwetst werden zullen we ook niet 1 keer, maar vele keren opnieuw moeten doen. Maar God roept ons op om te leven, om nu te leven, in het nu te leven. Hij roept ons op om niet te blijven leven in het verleden, op het moment van de fout – van onszelf of van anderen t.o.v. ons. De stap naar vergeving is een stap naar nu en naar morgen zetten. Het is mee helpen opstaan, opnieuw tot leven komen.

Johannes hoopt we doorheen de verhalen over Jezus de sprong naar geloof kunnen maken. Niet dat dan alles opgelost is. Maar wel opdat we dan de weg naar het volop leven kunnen gaan, zoals Jezus ons dat heeft voorgeleefd.

Laten we de komende week de hand uitsteken naar mensen op onze weg, om samen met hen voor het leven te kiezen.

Herdenking van onze overledenen  (Frans)

Pasen maakt ons duidelijk dat het leven niet stopt met het afsterven van ons aardse lichaam. We gaan naar “de overkant” en, zoals we straks zullen zingen: “Een hand zal ons wenken, een stem zal ons roepen: Ik open hemel en aarde en afgrond en wij zullen horen, en wij zullen opstaan en lachen en juichen en leven!

Vanuit dit verrijzenisgeloof herdenken we ook dit jaar terug onze overledenen.

De Paaskaars verwijst naar onze verbondenheid met Gods Liefde.
Wij steken voor onze overledenen ook een licht voor hen aan, we brengen hen zo tegenwoordig in ons middens.

Ze zijn niet weg, niet uit onze herinnering verdwenen. Ze leven voort in ons hart. Wij dragen nog dagelijks de beelden van hen in ons mee: hun uitstraling, hun glimlach, hun tranen, hoe ze ons inspireerden, hoe ze ons soms op de zenuwen werkten, wat ze voor ons betekenden, en zo veel meer.
We dragen ook de pijn mee van het afscheid. Misschien is die nog scherp doordat het kort geleden is. Misschien is die al zachter geworden. Deze pijn, dit verdriet mogen er zijn. Ze verwijzen naar het gemis en onze verbondenheid. De verbondenheid die niet voorbij is. Zo werkt de liefde, ook over de dood heen, als een brandend vuur.

We maken het even stil. Noemen hun namen in de stilte van ons hart.

Wij bidden ook voor hen die we niet kenden:
Voor de mensen die eenzaam stierven zonder aandacht en vriendschap …
De slachtoffers van oorlog, haat en geweld, van hongersnood,
van natuurrampen en ongelukken.
Dat hun leven dat hier op aarde werd afgeknakt,
bij God zijn voltooiing mag vinden.

Wie dat wil kan één of meerdere namen opschrijven op het papier dat jullie kregen bij het binnenkomen en dat vooraan vastbinden aan onze herinneringskoord.

De dood is niets,
ik ben alleen naar de andere kant.
Ik ben mezelf, jij bent jezelf.
Wat we voor elkaar waren, zijn we nog steeds.
Noem me zoals je me altijd genoemd hebt.
Praat met me zoals je dat vroeger deed:
niet plechtig, niet triest..
Lach om waar we samen om moesten lachen.
Denk aan mij, bid met mij.
Spreek mijn naam uit, zoals je dat altijd hebt gedaan,
zonder extra nadruk, zonder droefheid.
Het leven is wat het altijd is geweest, de draad is niet gebroken.
Waarom zou ik nu uit je gedachten zijn: omdat je me niet meer ziet?
Nee, ik ben niet ver, ik ben aan de andere kant..
Zie je, alles is goed, je zult mijn hart opnieuw ontdekken
en er tederheid terugvinden.
Dus droog je tranen en glimlach.