30 zondag door het jaar A (28/10/2023)
Inleiding (Jackie)
Zoals Frans vorige week aangaf is de persoon van Jezus Christus, voor ons als Effata, als basis christen geloofsgemeenschap onderweg, de belangrijkste inspiratie bron. Wij streven er naar te leven naar het voorbeeld van Jezus. Dit is dan ook de reden waarom we wekelijks samenkomen om te luisteren naar zijn woord en dit om te zetten in ons leven, niet in theorie, maar in de praktijk van elke dag.
Het 22ste hoofdstuk van het Matteüs evangelie is voor ons dan ook wel boeiend. In dat hoofdstuk wordt Jezus vanuit 3 verschillende hoeken het vuur aan de schenen gelegd met lastige vragen, waarvan het antwoord ons eigenlijk wel interesseert. Alhoewel het hier natuurlijk wel duidelijk is dat het de bedoeling was van de vraagstellers Jezus op de proef te stellen, het waren typisch vragen voor die bewuste joodse groeperingen, willen wij ze toch ook eens beluisteren, vooral de antwoorden dan. Eerst proberen de Romeins gezinde Herodianen Jezus te bevragen over zijn houding tegenover de Romeinse bezetter en de belasting aan de keizer, dat hoorden we vorige week. Frans heeft ons dat toegelicht. Vervolgens kwamen de Sadduceeën, een aristocratische priestergroep in Jeruzalem die goede politieke contacten hadden met de Romeinse overheid, met een vraag over de opstanding en verrijzenis, waar ze niet in geloven. Dit verhaal horen we niet dit jaar.
Vandaag verhaalt Matteüs ons een 3de twistgesprek (zoals hij dat noemt), ditmaal met een farizese wetgeleerde, met toch een belangrijke vraag die ons zeker zal boeien. Wat is het voornaamste gebod in de Wet van Mozes? Laat ons luisteren!
Lezing: Matteüs 22, 34–40 (NBV21)
Nadat de farizeeën hadden vernomen dat Hij de sadduceeën tot zwijgen had gebracht, kwamen ze bij elkaar. Om Hem op de proef te stellen vroeg een van hen, een wetgeleerde: ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’ Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’
Homilie (Jackie)
Geef toe de vraag die de Farizese wetsgeleerde stelt aan Jezus is een interessante vraag, een vraag waar wij, als Effata, toch ook mee zitten. Wat is het belangrijkste als we in Jezus’ spoor willen leven?
Vanuit Joods standpunt was dat, op het eerste gezicht ook een moeilijke vraag. Je moet weten de joden hadden 613 geboden, die God, volgens de Talmoed aan Mozes had gegeven en waar ze zich als goede jood moeten aan houden. Zij worden ook symbolisch weergegeven in de joodse gebedssjaal die je hier ziet waarvan de franjes telkens gemaakt zijn van 8 draden met telkens 5 knopen.
Als je dan vraagt welke van de 613 is de belangrijkste dan is dat alsof je aan een wiskunde leraar zou vragen wat de belangrijkste wiskundige wet is, de wet van Benford, of de wet van Newton, of is het de stelling van Pythagoras, de wet van de zwaartekracht of de relativiteitstheorie van Einstein, … of ga zo maar door. Moeilijke vraag dus, strikvraag.
Het antwoord van Jezus is gevat en kort: het belangrijkste gebod is ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en heb uw naaste lief als uzelf’
Laat ons eens kijken naar de liefde voor de naaste.
Mijn eerste gedachte is ‘hoe kan liefhebben, beminnen, nu een gebod zijn?’
‘Moeten liefhebben’ dat kan toch niet. Iemand liefhebben dat doe je toch in volledige vrijheid.
Ik zou hierbij een onderscheid willen maken tussen liefde van geliefden die zich tot elkaar aangetrokken voelen en de naastenliefde.
Liefde van geliefden begint veelal met verliefdheid, dat is zeker geen geval van moeten, dat overkomt u. Dat is vooral een spel van hormonen, dopamine en oxytocine (het knuffelhormoon) dat ons helemaal overmeestert en dan, in het beste geval, evolueert dat tot getrouwe liefde tussen gelijkwaardige partners. Dat kunnen we doortrekken tot de liefde die we kennen tussen ouder en kind, broer en zus, de liefde binnen hechte vriendschap.
In ieder geval is het een aantrekkingskracht tussen mensen die elkaar graag hebben, die elkaar aardig vinden, die soms wel eens ruzie maken maar niet gaan slapen voor het uitgesproken is.
Naastenliefde gaat verder dan de mensen die we graag hebben, naastenliefde is een grondhouding.
Het verhaal dat we gisteren in de krant lazen over mevrouw Yocheved Lifshitz deed me hier aan denken. Hoe die vrouw empathie, ja, liefde toont ten opzicht van haar ontvoerders, dat is het. In de krant greep men al snel naar het begrip Stockholm syndroom, maar als ik naar de achtergrond van deze mevrouw kijk, haar levensgeschiedenis, dan voel ik echt haar grondhouding van naastenliefde.
Dit is wat we hier bedoelen.
De bewuste keuze als antwoord op de vraag van Jezus: ‘Alles wat je voor de andere hebt gedaan heb je voor Mij gedaan, alles wat je voor de andere niet hebt gedaan, heb je ook voor Mij niet gedaan.’
Die opdracht, die grondhouding, proberen wij, als leerlingen van Jezus, in ons leven waar te maken.
Dan maken we mensen, naast ons of verderaf tot onze naasten.
We kennen onze eigen kwetsbaarheid, onze eigen verlangens om er te mogen zijn, welnu, onze naaste is niet anders.
Ene tweede vraag, eigen aan ons christen zijn, die dan opkomt is: hoe gaat dat dan, God liefhebben?
Hoe kun je God beminnen? Ik denk, wie God wil beminnen kan dat op 2 manieren tonen, 2 manieren die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden:
Ten eerste door heel bewust medemensen heel nabij te zijn.
Ten tweede door je rechtstreeks met God verbonden te voelen in een persoonlijke relatie,
door dankbaar te zijn omdat je het leven hebt gekregen, door ontroerd te zijn om de liefde die je krijgt van anderen,
door verwonderd zorg te dragen voor de natuur,
door verbonden te leven in gebed (hoe je dat ook invult)
in ieder geval met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand.
Laten we samen heel even stil zijn om daarna samen te zingen:
niets kan mij verstoren, niets kan mij doen wanhopen, niets zal mij ontbreken als ik jou, God, naast mij voel. (Nada te turbe) …
Laten we nu samen de tafel dekken.
Bezinning
Een joods verhaal:
Op een dag zei een man tegen rabbi Hillel:
'Als je me de hele Wet van Mozes kunt leren
terwijl ik op één been sta,
dan word ik jood.
Maar weet, ik heb niet zo een goed evenwicht,
maar ik zal mijn best doen.'
Toen vatte de wijze Hillel de hele Wet van Mozes samen.
Hij zei:
'God zegt: zie me graag
en je zult zien,
je zult voor je medemens
enkel dat doen
wat je ook graag hebt.
Dat is de hele Wet.
Al de rest is bijzaak.'
En hij voegde eraan toe:
'Ga en leer.'