29 zondag door het jaar B - "Onderling dienstbetoon" (19/10/2024)
Inleiding (Ludwin)
Het Mc-evangelie wordt wel eens omschreven als een passieverhaal met een lange inleiding. De eerste 8 hoofdstukken gaat Jezus al weldoende rond, Hij predikt de Blijde Boodschap (Het Rijk Gods is op handen bekeer U). Hij geneest mensen, hij krijgt volgelingen, zijn boodschap slaat aan, de mensen komen in grote getale naar hem luisteren. Hij heeft strijdgesprekken met de Sadduceeën en Farizeeën en is hen vaak te snel af als ze Hem in de val willen lukken. Hij spreekt met gezag en brengt een nieuwe bevrijdende boodschap. Vanaf hoofdstuk 8 krijgen we een draai in het verhaal: Jezus laat zijn leerlingen weten dat de gevestigde machten Hem zullen grijpen en aanklagen, ze zullen Hem overleveren aan de heidenen, die zullen hem geselen en in het gezicht spuwen en ter dood brengen; maar hierop volgt nog een tweede en vandaag krijgen we de derde lijdensvoorspelling (zoals de exegeten dat noemen). Bij al die voorspellingen reageren zijn leerlingen op een klungelende manier, ze verstaan of willen de draagwijdte van Jezus woorden niet verstaan. Vandaag zijn het Jacobus en Johannes die de bal mis slaan.
Laten we luisteren naar de lezing.
Lezing: Marcus 10, 35-45 (NBV21)
Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, kwamen bij Hem en zeiden: ‘Meester, we willen dat U voor ons doet wat we U vragen.’ Hij vroeg hun: ‘Wat willen jullie dan dat Ik voor je doe?’ Ze zeiden: ‘Wanneer U heerst in uw glorie, laat een van ons dan rechts van U zitten en de ander links.’ Maar Jezus zei tegen hen: ‘Jullie weten niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die Ik moet drinken of de doop ondergaan die Ik moet ondergaan?’ ‘Ja, dat kunnen wij,’ antwoordden ze. Toen zei Jezus tegen hen: ‘Jullie zullen de beker drinken die Ik zal drinken en de doop ondergaan die Ik zal ondergaan, maar wie er rechts of links van Mij zal zitten, kan Ik niet bepalen, die plaatsen behoren toe aan hen voor wie ze zijn bestemd.’
Toen de andere leerlingen hiervan hoorden, namen ze het Jakobus en Johannes kwalijk. Jezus riep hen bij zich en zei tegen hen: ‘Jullie weten dat de volken onderdrukt worden door hun eigen heersers en dat hun leiders hun macht misbruiken. Zo mag het bij jullie niet gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, moet dienaar van de anderen zijn, en wie van jullie de eerste wil zijn, moet slaaf van de anderen zijn, want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.’
Homilie (Ludwin)
Jacobus en Johannes waren broers van elkaar, en Jezus was was waarschijnlijk een neef van hen. Volgens Marcus hadden de broers een bijnaam, namelijk de Donderzonen. Ze leken bij Jezus een streepje voor te hebben. Met Petrus waren zij de exclusieve getuigen bij twee heel belangrijke gebeurtenissen: de opwekking uit de dood van het dochtertje van Jaïrus en de verheerlijking van Jezus op de berg Tabor; allebei vooraankondigingen van zijn opstaan uit de dood.
De twee donderzonen vonden dat ze vanwege de goede relatie met hun beroemde neef wel aanspraak konden maken op een leidende functie in het rijk waarop Jezus in steeds duidelijker bewoordingen zinspeelde. Bovendien hadden ze meegewerkt aan zijn naamsbekendheid in hele land, en ze hadden al hun schepen verbrand omwille van hun lieve neef. Al die opofferingen en inspanningen zouden op D-day nu wel verzilverd worden in macht en gezag, zo dachten ze. Op zekere dag vragen ze Jezus dan ook ronduit: ’Dat één van ons rechts, en de ander links van U mag zitten wanneer U in uw heerlijkheid gekomen bent.’
Jezus reageert vriendelijk of ze wel beseffen wat ze vragen. Kunnen ze wel de beker drinken die Hij zal moeten drinken en het doopsel ondergaan die Hij zal moeten ondergaan (bedoeld is kopje ondergaan, sterven). Natuurlijk kunnen ze dat, klinkt het dan heldhaftig. Ja, ze dragen hun bijnaam de donderzonen met ere. Maar of ze Jezus vraag goed begrepen hadden valt ernstig te betwijfelen. Ze weten echt niet wat ze vragen die Jacobus en Johannes. Hun verwachtingen die ze van Jezus en zijn heerlijkheid hebben zijn teveel van deze wereld, van deze tijd. Dit terwijl Jezus alles ziet in het grote perspectief van Gods bedoelingen, die alle tijd en ruimte overstijgt.
De andere apostelen zijn natuurlijk woedend en jaloers omdat die twee de beste plaatsen voor zichzelf ten koste van de rest aan het bedisselen waren. Het spel zit op de wagen en voor Jezus hoog tijd om in te grijpen. Hij roept hen samen en geeft hun ter plaatse een ‘openluchtcollege’ in het omgaan met macht.
Jezus verwijst hoe het er in de wereld aan toegaat. Macht uitoefenen en heersen betekende vaak onderwerpen van volkeren en ze zoveel mogelijk uitbuiten voor eigen gewin. Het romeinse rijk was gebaseerd op dominantie, dat gebeurde ook op kleinere schaal, de oikosdespotes bepaalde hoe het erin een romeinse (hellenistische) familie aan toeging. De man bepaalde het reilen en zeilen van de grootfamilies, vrouwen en kinderen (groot en klein) en de slaven leefden onder de knoet van de oikosdespotes (de despoot van het huis). Macht uitoefenen en macht misbruiken het gebeurt al te vaak ook vandaag. Dat zien we zeker in de ons omringende landen waar junta’s, ayatolla’s, talibans en Poetinadepten de touwtjes in handen hebben en mensen die hen in de weg staan koudweg liquideren. Ook de Kerk is in haar geschiedenis tot op de dag van vandaag niet vrij van corruptie en misbruik van macht. We worden daar de laatste tijd voldoende en overvloedig over geïnformeerd, zodat we dat hier niet verder moeten ontvouwen.
‘Zo is mag het onder jullie zeker niet gebeuren’ zegt Jezus tot de twaalf wanneer het gaat over uitoefenen van macht. ‘Wie de grootste wil worden moet dienaar van allen zijn, wie de eerste wil zijn moet slaaf van allen zijn’. Want ook de mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen.
Macht en heerschappij zijn alleen in veilige handen bij God, zo lijkt Jezus te zeggen. In handen van mensen ontaarden ze al gauw in onderdrukking en slavernij.
Mensen kunnen zich maar beter toeleggen op dienstbaarheid; dat is beter voor henzelf en voor de mensen rondom hen.
En als er ereplaatsen zijn in dat rijk van Jezus , dan bevinden die zich links en rechts van de mensen die op dienstbetoon zijn aangewezen.
Dienstbetoon is het fundament van het Christendom - als de Kerk niet dient, dient ze tot niets - dat weten we allen maar al te goed. Maar het woord dienstbaarheid heeft vandaag een beetje een negatieve klank. Het klinkt alsof we voortdurend over ons heen moeten laten trampelen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Misschien kunnen we beter spreken van onderling dienstbetoon. Over en weer, in gelijkwaardigheid elkaar van dienst zijn en helpen. Dan mogen we ons met recht noemen: broeders en zusters in de Heer, neven en nichten van Jezus.
Tafelgebed
Van de meeste apostelen weten we bijzonder weinig.
Er is Petrus, van wie we weten – door enkele voorvallen – dat hij een leidersfiguur was met een hevig karakter en van Judas dat hij Jezus heeft verraden.
Vandaag hoorden we dat er nog twee anderen genoemd werden: de broers Jacobus en Johannes die, gezamenlijk, een goed plaatsje proberen te verkrijgen in de hemel, want als Jezus gelijk heeft en zijn einde in zicht is, dan is het beter zich op tijd te verzekeren van een ereplaats – zo denken ze allicht.
Maar Jezus wijst hen niet categoriek af, maar vraagt hen of ze wel goed beseffen wat ze vragen.
‘Wie de eerste wil zijn, wie de grootste wil zijn, moet de dienaar van allen zijn.’
Dit zijn moeilijke woorden, die leiden naar de bevrijding van mensen, zoals Jezus het ons heeft voorgedaan.
Tafelgebed: 202 Toen hebt gij, God die leeft
Onze Vader
‘Heer, leer ons bidden’ vroegen eens Jezus’ leerlingen.
En Jezus zei: als je bidt, doe het niet met grote woorden, maar in de stilte van jouw hart.
Laat ons dan ook als één grote familie in verbondenheid met elkaar bidden met de woorden die Hij ons gaf …
Onze Vader …
Vredeswens
Als je op weg gaat, heb dan oog voor wie klein is, verloren en gebroken.
Loop op het ritme van de traagste,
draag wie moe is, troost wie bedroefd is,
groet wie eenzaam is.
Wens ieder die je ontmoet vrede toe en maak vrede in je eigen hart,
zodat je vanuit je eigen vrede kan delen met al je tochtgenoten.
Moge Gods vrede dan met ons zijn.
En geven we elkaar ook een teken van die vrede.
Broodbreking
Wie hier vandaag aan tafel gaat, die moet wel weten wat hij doet.
Wie bidden wil tot deze God van Jezus, die moet wel weten wat hij zegt.
Zijn brood eten doe je niet vrijblijvend,
het is een engagement, een sterk voornemen,
om ons in verbondenheid met Hem en met onze naasten,
dienstbaar te maken aan Zijn plan met deze wereld.
Het brood staat voor ons klaar.
Als wij eten van dit brood, het breken, en delen met elkander …
♫ 17 Dan zal er vreugde zijn
Goede voornemens om elkaar dienstbaar te zijn
komen het best tot uiting rond de tafel:
zorgzaam omgaan met elkaar,
eten en delen met elkaar.
We mogen nu met Jezus,
met allen die hier samenzijn,
en met allen die in God geloven, wereldwijd,
het brood van Jezus delen.
Zie dan dit brood, Zijn Leven, aan ons gegeven …
Kom dan en deel dit brood met elkaar …
Bezinning
Zou ik die leerling kunnen zijn,
belust op de ereplaats, de loge in de schouwburg,
de skybox in het stadion,
reikhalzend naar die plek daarboven
waar tegenop wordt gezien door het volk van hierbeneden,
waar je niet geliefd bent, maar wél gezien?
Zou ik die leerling kunnen zijn,
belust op macht en majesteit,
gretig om te regeren met harde hand en ijzeren vuist?
Ja, ik zou het kunnen zijn,
ik schaam me daarbij voor niets of niemand,
kom net als de leerlingen van Jezus
openlijk voor mijn ambities uit,
ik doe het niet voor minder.
Zou ik die leerling kunnen zijn,
maar dan als de vermoorde onschuld,
de bescheiden eenvoud zelf, poeslief en onopvallend
met kleine machtsspelletjes en lieve woordjes
mijn grote zin doordrijvend,
als de zachte tiran die van geen wijken weet?
Ja, ik zou het kunnen zijn.
Maar, ik zou ook …
Slotgebed
God,
met het evangelie van vandaag, heeft Jezus een leidraad willen geven voor ons leven.
Vaak gaan wij echter een andere weg dan die waarop Hij ons voorgaat.
Leer ons daarom hoe wij grenzeloos en onvoorwaardelijk kunnen liefhebben,
en hoe wij heel ons leven in dienst kunnen stellen van elkaar.
Amen.