33 zondag door het jaar B  -  Herdenking Guido 10 jaar overleden  (16/11/2024)

Inleiding  (Jackie)

We zijn aan het einde gekomen van het 13de hoofdstuk van Marcus, hierna volgen nog hoofdstuk 14 en 15 met het lijdensverhaal, het sterven en de verrijzenis van Jezus.
De gebeurtenis van het evangelie van vandaag grijpt plaats op de Olijfberg, met zicht op de tempel van Jeruzalem. Symbolisch!
Je moet weten dat het ganse hoofdstuk 13 van Marcus sterk gekleurd is door de historische gebeurtenissen van die tijd en het tijdstip waarop dit evangelie werd geschreven, rond het jaar 70. De Romeinen namen Jeruzalem in en verwoestten er de tempel. Het hard optreden van keizer Nero na de grote brand in Rome in 64 na Christus zorgde voor bloedige vervolgingen van de christenen.
Het is een bijzonder vreemde tekst die we vandaag te horen krijgen, en, hoe apocalyptisch, surrealistisch en ongewoon deze woorden ook klinken, geloof me, ze waren bedoeld om de mensen moed in te spreken, om ze hoop te geven.

Hiervoor gebruikt Marcus 2 beelden:

  • Ook al is het al ellende dat ze meemaken, Jezus, de mensenzoon, die in naam van God optreedt, komt terug en zal ons bevrijden uit alle ellende.
  • De bottende vijgenboom kondigt de zomer aan.

Zet u schrap op uw stoel en laat ons luisteren.

Lezing:  Marcus 13, 24-32 (NBV21)

Maar in de dagen na de verdrukking zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen. Dan zal men de Mensenzoon zien komen op de wolken, bekleed met grote macht en luister. Dan zal Hij de engelen eropuit sturen om zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeen te brengen, van het uiteinde van de aarde tot het uiteinde van de hemel.

Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is. Zo moeten jullie ook weten, wanneer je die dingen ziet gebeuren, dat Hij in aantocht is en heel dichtbij. Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren. Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden verdwijnen nooit. Niemand weet wanneer die dag of dat moment zal aanbreken, de engelen in de hemel niet en de Zoon niet, alleen de Vader.

Homilie  (Jackie)

Langs de camino naar Santiago, in Frankrijk, is er langs de via Podiensis, de weg die loopt van Le Puy-en Velay naar Saint-Jean-Pied-de-Port aan de voet van de Pyreneeën, een prachtig klein stadje, Conques. Vanuit onze B&B zie je hier de prachtige abdijkerk van de 12e eeuw. Daar verblijven Norbertijnen.

Deze kerk heeft een prachtige en unieke timpaan. Op het timpaan wordt het ‘Laatste Oordeel voorgesteld, op basis van de tekst van Marcus die we zonet gehoord hebben. De voorstelling meet 6,73 bij 3,63 meter en bevat meer dan 120 personen. In het midden van het timpaan is Christus in de mandorla afgebeeld, omgeven door engelen. Aan zijn rechterkant zien we de uitverkorenen aangevoerd door Maria en Petrus en zelfs Karel de Grote. Links van Hem (dus voor ons rechts) zien we de heilige Foy knielend in gebed, maar daarnaast een overaanbod van alle kwellingen en ellende van de wereld.
In het onderste deel van het timpaan zien we links (rechts voor Christus) de hemel, met in het midden Abraham. Rechtsonder zien we de hel met een duivel en de bestraffing van de zeven hoofdzonden.
Dit alles wordt in Conques aan de pelgrims uitgelegd door de vader abt, de prior van de Norbertijnen, mooi gekleurd met wat humor…

Goed, maar wat doen we daarmee vandaag, wat doen we met die onheilspellende woorden van Marcus over de zon die niet meer opkomt, de maan die stopt met schijnen, de sterren die met duizenden uit de hemel vallen, iets wat wij nu ook uitzingen in een mooi lied tijdens ons komend kerstconcert, ‘the sun left his place and forgot to rise’ en ‘the moon failed to shine.’

Vorige week zaterdag hadden wij een ‘terugkomdag’, een samenkomst met het klein groepje pelgrims die in september ook een deel van die Via Podiensis hebben afgestapt en onze gastvrouw toonde dit beeldje dat je hier ziet, het beeldje van de ‘peinzende Christus’, dat ze onderweg gekocht had. Een peinzende Christus die zegt wat ‘moet ik hier mee, met zo een wereld?’ En onze tochtgenoot gaf daar haar beweegreden voor, de reden waarom ze dit zo een sprekend beeldje vond. ‘Ik kijk niet meer naar het nieuws zei ze, ik kan het niet meer aan, al die ellende, dit maakt me triest en ik wil het niet meer zien.

Een fel contrast met de Christus afgebeeld op het timpaan van de kerk van Conques. Jezus Christus, afgebeeld als de Verlosser, ook de oorspronkelijke titel van de abdijkerk. Hij maakt een verlossend gebaar door met open handen de booswichten uit te nodigen richting de hemel. Het is dus niet zo dat hij oordelend de mensen hun plaats wijst, zoals in de toeristenfolders van de kerk wordt gemeld. Zijn vingers wijzen niet, zijn handen zijn open. (Aldus de uitleg van de prior van de abdij).

Je ziet hier goed op dit timpaan de zwart-wit voorstelling, het kwade tegenover het goede. Ik wil jullie vragen: Is er iemand die bij deze feiten en verbonden met deze feiten ook tekens van hoop heeft bemerkt in de laatste maanden? Met andere woorden, kunnen we gekoppeld aan dit slechte nieuws goed nieuws bespeuren en toevoegen ter compensatie? ….

Wat wij van Marcus, ook van Lucas en andere evangelisten leren is dat Jezus ons vraagt: ‘laat u maar confronteren met het slecht nieuws, veeg het niet onder mat, maar heb vooral oog voor het goede nieuws, maak dat het slechte nieuws plaats moet maken voor het goede nieuws, help daaraan mee en geef niet op!’ Marcus wil niemand de stuipen op het lijf halen, wil ons niet angstig maken, zoals sommigen in de politiek willen doen. Hij vraagt ons niet langs de kant te gaan staan bij diegenen die door alle ellende van het ogenblik verlamd geraken van schrik, van angst of - erger nog - op dat moment proberen te profiteren van het ongeluk en de angst van anderen door voor zichzelf zoveel mogelijk winst te grijpen.

Hij vraagt ons het tegengestelde, mee te werken aan een nieuwe wereld, een wereld van barmhartigheid. Hij vraagt ons een hoopvolle visie te blijven uitdragen, de handen uit de mouwen steken om, met de krachten die wij hebben, te helpen bouwen aan een nieuwe wereld, ook en vooral in de kleine dingen.
Zoals onze bisschop Lode gisteren in het Te Deum zei: Barmhartigheid leidt tot hoop, dit is wereld waar God van droomt en waarbij Hij onze hulp blijft vragen.
Ik hoor sommigen nu wel zeggen: allemaal goed en wel, maar met al die ellende bestaat die God wel, die God, ‘ik zal er zijn voor u’ waar zit die in al die crisis.

Ik stelde mij die vraag deze week bij het bekijken van de reeks ‘Het Vaticaan, de staat van de kerk’, deze week was de titel ‘een kwestie van geloven’ en Rik Torfs vroeg aan verschillende kardinalen ‘Geloven jullie in God?’, een confronterende vraag. Van al die kardinalen trof mij het antwoord  van onze Vlaamse bisschop Bonny het meest en ik denk dat wat hij zie het recht in het hart was van alle mensen van onze Effata gemeenschap. Ik ben zeker dat onze Guido dit ook zou beaamd hebben. Bisschop Bonny zei: Als de mensen mij vragen: mijnheer, bestaat God? Dan zeg ik: ‘ik weet het niet en eigenlijk interesseert mij dat niet. Kijk, ik ben een christen en wat is het eerste waarin een christen gelooft, dat is Jezus Christus, hij is mijn man, hij is mijn richtingwijzer. Dus, wat mij interesseert is wat Hij gezegd heeft, wat Hij gedaan heeft. En wat Hij over God gezegd heeft dat geloof ik en meer dan dat heb ik niet nodig. Laat dus de discussie los, laat de vraag los ‘bestaat God of bestaat God niet?’ Want, wij zijn mensen en wat wij, als mens ons kunnen voorstellen van God is enkel het ‘antropomorf’ beeld van God en dat kan niet anders dan een vertekend beeld zijn.’
Dit sterkt mij in het hoopvol streven naar barmhartigheid, door Jezus voorgeleefd.

Ik wil eindigen met hoopvolle en sterke woorden van Huub Oosterhuis, een vuur dat wij ook meekregen van Guido:
“Ik wil iedereen op het hart drukken om de moed niet op te geven.
Soms is dat heel moeilijk, maar dat is ook de kern van het geloof, dat je de moed niet opgeeft, dat je volhardt in dat visioen, dat je je dat niet laat ontnemen.
Ja, en dan moet je veel zingen, want zingen komt het dichtste bij het visioen.
Je kan zingen wat je soms niet kan zeggen. Als je het zegt dan klinkt het protserig, maar als je het zingt, ja, tot je eigen verbazing, doet het dan met je wat iets anders
niet kan doen. Het tilt je op, het houdt je staande, hoop ik!”

Laat ons dus samen zingen ‘Dat een nieuwe wereld komen zal’ en daarna kunnen we de tafel dekken.

Bezinning

Vandaag kom jij weer voor ogen!
Herinneringen komen op en af.
Alles is net als toen die dag van het afscheid.

De kilte van jouw dood heerst nu niet meer,
ik voel vandaag warmte in mij opkomen
als ik stilletjes aan jou denk.

“Nooit zullen we jou vergeten” klonk het toen.
En wat broos gesproken woorden waren
zijn nu bron van verder leven geworden.

Ja, we zijn je niet vergeten.
Trouw en vol vertrouwen komen wij samen.
Jouw naam fluisterend noemen
en durven dromen dat jij onze namen noemt
maakt van dit moment een hemel op aarde.

Dit vandaag zo mogen beleven
geeft ons allen het vertrouwendat jij nog steeds in ons midden bent.

Naar: Antoon Vandeputte

©