Wekelijkse viering

Het sleutelmoment van de Effatagemeenschap is de wekelijkse viering op zaterdagavond om 18.30 uur in de kapel op campus Guislain.
Deze viering heeft een eigen, wel overwogen opbouw. De gemeenschap is de drager van het liturgisch gebeuren.
We breken en delen brood en wijn in de hoop dat er een nieuwe wereld komen zal, waar brood, recht, waardigheid en liefde is voor al wat leeft.

We volgen de evangelielezingen van het liturgisch jaar en proberen het schriftwoord te verbinden met ons dagelijks leven.
De sterke tijden zoals advent en vasten krijgen bijzondere aandacht.
De samenzang is een dragend gegeven van elke viering.
Hoewel Effata over een enthousiast koor beschikt, treedt het koor eerder uitzonderlijk op in de vieringen.
De koorleden nemen gewoon deel aan de vieringen waardoor iedereen wordt aangemoedigd om mee te zingen.
De liturgiegroep zorgt voor goed voorbereide vieringen waarin zowel priesters als leken mee drager zijn.
De vieringen zijn warm, hartelijk en uitnodigend.

Even belangrijk is ook de gewoonte om na elke viering elkaar te ontmoeten bij een gratis kop koffie of iets anders
en zo het gemeenschapsleven met elkaar te verdiepen.

Er zijn géén vieringen in de maand juli!


"Liturgie is een dienst aan mensen die proberen te geloven"

[Huub Oosterhuis, Van U is de toekomst. Kome wat komt, 1996  -  blz. 14]


Aan kinderen van twaalf stelt Oosterhuis de eucharistie voor als een gebeuren dat nog verder gaat dan de ‘plaatjes van liefde’ die kinderen dan al rondom zich herkennen: een zoenend koppel, maar ook mensen die proberen een ander mensenleven te redden.

“Sinds Jezus vermoord werd, zijn er mensen geweest die zijn woorden en zijn voorbeeld onthouden hebben, en die ook zo willen leven. Ze komen soms bij elkaar, in een of ander huis, en zij delen brood uit aan iedereen die er zijn hand en zijn hart voor open wil doen. Zij laten ook bekers met wijn rondgaan. En ze bedoelen daarmee: dat ze zelf als brood en wijn gegeten en gedronken willen worden; en dat ze zo willen leven voor een nieuwe verbondenheid van alle mensen. En dat ze tegen de honger zijn en de uitbuiting en de doffe ellende van discriminatie en al dat wapentuig, en dat ze er desnoods veel moeite en geduld en lijden zelfs voor over hebben om dat allemaal de wereld uit te helpen. En dat ze, tegen de hele wereld in als het moet, trouw willen blijven aan dit ideaal, dat ze geleerd hebben van Jezus en van Mozes-en-de-profeten.
Dat is alles. En iets anders betekent het niet wat wij ‘eucharistie’ noemen. Er is niets geheimzinnigs en zeker niets spookachtigs aan. Er wordt geen brood veranderd in een lichaam en geen wijn in bloed. Maar door brood te delen en samen de beker te drinken, laten wij aan elkaar merken: dat wij zelf veranderen willen; dat wij zullen proberen deze wereld vol wapentuig en oorlog te veranderen in een wereld van vrede.”

[Huub Oosterhuis ‘De dag die komt’, Pelckmans, Kapellen, 1988  -  blz. 73, 77-78]