12 zondag door het jaar B  (22/06/2024)

Inleiding  (Jean-Lou)

Bij Effata is het niet de gewoonte om 2 lezingen te houden, maar toch zou ik graag het verhaal van JOB vermelden.
Job, de rijkste mens in het Oosten. Op een dag verloor hij al zijn rijkdom, stierven zijn kinderen en werd ongeneeslijk ziek, maar hoe diepgelovig hij ook was, even gaf hij God de schuld van al zijn miserie. En God reageert daarop als volgt: ‘Waar was je toen de zee tegen haar poorten beukte en Ik daar paal en perk aan stelde?’ Hij gaf
God de schuld, en verloor zijn vertrouwen.

En laten we dan luisteren naar de woorden van Marcus, die brengt een belangrijk gegeven naar voren over de identiteit van Jezus. Hij steunt daarbij op een zekere historische basis. De stormen op het meer van Tiberias zijn inderdaad onvoorzienbaar als plots de ijskoude wind van de besneeuwde toppen van de Hermon zich stort in het subtropisch klimaat van het meer dat ligt op 220 meter onder de zeespiegel. Die stormen eindigen zo plots als ze gekomen zijn. Doorheen heel zijn evangelie laat Marcus de vraag doorschemeren: “Wie is toch die Jezus? Vanwaar komt zijn wonderbare macht om zomaar de losgeslagen natuurelementen tot rust te brengen en de bootvaarders te redden?”. In de Bijbel heeft alleen God de macht over ‘de wateren des doods’ (cf. Psalm 107, 23-30). En Jezus bezit die macht.

Maar laat ons dan nu eerst naar het evangelieverhaal luisteren ...

Lezing:  Marcus 4, 35-41  (NBV21)

Aan het eind van die dag, toen het avond was geworden, zei Hij tegen hen: ‘Laten we het meer oversteken.’ Ze lieten de menigte achter en namen Hem mee in de boot waarin Hij al zat, en voeren samen met de andere boten het meer op. Er stak een hevige storm op en de golven beukten tegen de boot, zodat die vol water kwam te staan. Maar Hij lag achter in de boot op een kussen te slapen. Ze maakten Hem wakker en riepen: ‘Meester, kan het U niet schelen dat we vergaan?’ Toen Hij wakker geworden was, sprak Hij de wind bestraffend toe en zei tegen het water: ‘Zwijg! Wees stil!’ De wind ging liggen en het water kwam helemaal tot rust. Hij zei tegen hen: ‘Waarom zijn jullie zo angstig? Geloven jullie nog steeds niet?’ Ze werden bevangen door grote schrik en zeiden tegen elkaar: ‘Wie is Hij toch, dat zelfs de wind en het water Hem gehoorzamen?’

Homilie  (Jean-Lou)

Het evangelieverhaal is heel herkenbaar in ons leven. De apostelen willen het meer oversteken, en er ontstaat een vreselijke storm. Zo kan ook ons leven zijn. De zee van ons leven is immers bijlange niet altijd vrij van golven. Golven die ons dreigend door elkaar kunnen schudden. Golven van ontmoediging, omdat iets maar niet wil lukken. We zetten ons in voor iets of voor iemand, en wat we ook doen, het loopt niet goed af. Of er is geen medewerking, alleen maar tegenwerking. Of we worden onverwachts negatief beoordeeld om wat we doen, terwijl we het juist heel goed bedoeld hadden. We kennen dat, zulke vlagen van ontmoediging.

Zoals we ook weten wat pijn is. Geen lichamelijke pijn, maar pijn die met emotie en gevoel te maken heeft. Pijn om ziekte en ellende van onszelf of van anderen. Geliefden, kinderen en kleinkinderen die uit ons leven verdwijnen. Een familielid, een vriend of vriendin die sterft, veel te jong, en onvoorzien. Ieder van ons kent zulke pijn, zulk verdriet, zulk ongeluk, zulke wanhoop. En ook het gevoel dat anderen en ook God ons in de steek laat.

We reageren dan dikwijls zoals de apostelen, die aan Jezus vragen: ‘Meester, raakt het U niet dat wij vergaan?’ Zo luidt ook onze vraag, en we durven God verwijten dat Hij ons in de steek laat. Dat Hij niets doet om de ellende van ons af te houden. Dat Hij niet aan ons geluk denkt.

Het gaat daarbij niet om het geluk van ons geloof. Ons geloof dat hoop kan geven, ons geloof in een God die een goede Vader en Moeder is die ons niet in de steek laat.

Nee, om dat geluk gaat het niet, maar om puur menselijk geluk. Het geluk dat we alleen te maken willen hebben met goede dingen voor ons: een goede gezondheid, nooit ziek, succes in alles wat we ondernemen, niet voor anderen, maar voor onszelf. Succes in de liefde, in het werk, in wat we verdienen, succes in heel ons doen en denken. En als het niet gaat zoals we willen, vragen ook wij: God, raakt het U niet dat ik zo’n tegenslag heb?

De vraag die Jezus daarbij stelt, horen we niet. ‘Hoe is het mogelijk dat gij nog geen geloof bezit?, vraagt Hij aan zijn apostelen.

En we horen ook niet wat God de Heer tegen Job zegt. Die krijgt te maken met vreselijke dingen: op één dag verliest hij zijn hele bezit, komen zijn kinderen om het leven en wordt hij melaats. Hij geeft God de schuld van al die ellende, en wat zegt God? Hij vraagt aan Job waar hij was toen de zee tegen haar poorten beukte.
Dat lijkt wellicht een rare vraag, maar het is het niet, integendeel, het is een vraag die de Heer ook aan ons stelt. ‘Waar was je toen je medemensen door vreselijke dingen getroffen werden? Wat doe je tegen de armoede van mensen? Wat doe je voor de miljoenen mensen die moeten vluchten voor de oorlog en burgeroorlog in hun land? Wat doe je voor de bootvluchtelingen, voor de kinderen in riolen, op vuilnisbelten, in plastieken en kartonnen krotten? Weiger je wel dingen te kopen die in Afrika en Azië door vreselijk uitgebuite armen moeten gemaakt worden?

Beste vrienden, we kennen de golven en de stormen in de zee van ons leven, en ze kunnen zwaar pijn doen. Maar waar zijn we als die zee beukt in het leven van anderen? Doen we daar iets voor? Of moet Jezus ook aan ons vragen hoe het mogelijk is dat we geen geloof bezitten?  
En persoonlijk heb ik in mijn leven ook wel eens bij tegenslagen God de schuld gegeven, getwijfeld aan mijn geloof, maar dan kwamen er mensen op mijn weg die hulp boden, zonder tegenprestatie te vragen en hielpen mij er weer bovenop, en enkele tijd later besefte ik dat dàt de manier moet zijn dat God met ons mee gaat, en dat geloof geeft mij alle dagen kracht om verder te gaan en tracht ik met vallen en opstaan ook Gods handen voor anderen te zijn. 

Maar eigenlijk sta ik hier voor een overtuigde gemeenschap te spreken, want laat mij ook bevestigen dat bij Effata die boodschap van Jezus dagelijks wordt beleefd; er zijn mensen die helpen met het verdriet dat toch is onstaan na de verhuis, de inzet van vormelingen om de indianen in guatemala te helpen en uiteraard zoveel meer, waaruit blijkt dat de gemeenschap van Effata de boodschap van God aan Job en de woorden van Jezus heeft begrepen. 

Laten wij dan nu God danken en samen het brood delen dat hij ons als teken heeft gegeven: ‘Ik zal er zijn’.

Tafelgebed:  212 Wij danken U, God

Tafelgebed

Net als op het meer van Genezareth kan het ook in ons leven af en toe behoorlijk stormen.
Het gaat ons niet altijd voor de wind.
Onze kennis en kunde ten spijt, lukt het ons vaak niet om alles naar onze hand te zetten.
En als er schipbreuk dreigt, worden ook wij wel door angst overvallen en dreigen wij daarin weg te zinken. Halen ook wij dan, zoals de leerlingen, God uit zijn slaap met onze schreeuw om een wonder?
En is het verwijt van Jezus aan zijn leerlingen “Geloven jullie nog steeds niet?” ook niet voor ons bedoeld?

Maar ondanks alles blijven we het teken stellen van breken en delen, zoals Hij het ons heeft voorgedaan. Een teken van hoop dat de zachte krachten zullen winnen.
Hier aan tafel willen we solidair zijn met allen die waar ook ter wereld ditzelfde visioen willen vieren.

Laten we aan tafel gaan en het tafelgebed bidden:  212  Wij danken U, God

Onze Vader

Mensen mogen hun handen uitsteken naar God.
Jezus zelf deed het ons voor toen Hij ons leerde bidden:

Onze Vader …

Vredeswens

De mens Job in ons, worstelt voortdurend met vragen over het hoe en waarom rond lijden, geweld, onvrede.
Bidden wij om vertrouwen en vrede.
Heer Jezus, wij zijn als jouw leerlingen,
bedrijvig, vertrouwend op onze kennis en kunde,
maar de golven gaan ons vaak te hoog.
Wees ons nabij, bedaar in ons storm en wind,
opdat wij de overkant van oorlog en geweld,
van haat en twist mogen bereiken: jouw vrede.
Dat vragen wij Je voor vandaag en alle dagen
die ons gegeven zijn tot in de eeuwen der eeuwen.

En die vrede van de Heer zij altijd met ons.

En wensen wij elkaar die vrede van harte toe ...

Broodbreking

Als brood van vrede, brood van samenhorigheid,
zo biedt de Heer zichzelf aan.

Als gist van menselijkheid
in deze op eigenbelang berekende wereld,zo biedt de Heer zichzelf aan.

Als licht dat onze blindheid geneest,
zo zendt de Heer ons op weg, op zijn weg.
Daartoe biedt Hij zichzelf aan als voedsel.

Het brood staat voor ons klaar.
Als wij eten van dit brood, het breken, en delen met elkander …

♫ 17   Dan zal er vreugde zijn …

De Heer wil Voedsel zijn voor ons,
Hij wil voor ons Licht zijn als duisternis ons overvalt.
Schaduw als de zon genadeloos brandt.
Rust als wij worden opgejaagd,
en Geest die onze inzet inspireert.

Kom dan … het brood staat voor ons klaar.

Bezinning

God,
Soms voel ik me groot en sterk als een berg,
niks of niemand die me wat kan maken.
Soms voel ik me klein en angstig
voor het onweer en de storm
voor geruzie van vele mensen
en zoveel vreselijke dingen op tv.
Soms ben ik bang voor mezelf,
omdat mijn woorden vuisten worden
en ik ze niet kan stoppen.
Dan gaat mijn hart tekeer en lijkt het
alsof de wereld mij overspoelt.
Daarom, als ik alleen ben
praat ik met Jou, God.
Jij doet het tij keren,
de storm bedaart.
Mijn hoofd en hart worden weer kalm als de zee.
Want ik weet dat Jij er bent.

Katia Van Cleynenbreughel

Voorbeden

Soms stormt het in ons leven,
vaak is er spanning in onze wereld,
rust kan ons hart dan vinden bij de Eeuwige. 

Daarom richten wij ons nu tot Hem
en bidden, danken en zingen …

Slotgebed

In al onze onzekerheid,
nooit wetend waarin we verzeild raken,
danken wij Je, God,
voor jouw Woord van trouw,
ons toegesproken in Jezus Christus.

We mogen ons gedragen weten
door jouw liefde,
waardoor stormen in ons binnenste
kunnen gaan liggen.

Wij vragen Je, dat dit geheim dat wij vandaag mochten vieren,
ons bemoedigt en sterkt,
voor vandaag en alle dagen, tot in eeuwigheid.
Amen.