4 Paaszondag B - 'De Goede Herder' (20/04/2024)
Inleiding op de lezing (Bernadette)
Het beeld van de herder kennen we in onze tijd nauwelijks meer. Het is iets van vroegere tijden. En toch af en toe kom je ze nog wel eens tegen. Ik denk dan, die man heeft veel tijd om te mediteren! Zo in de stilte van de natuur ! Maar wat is dan de eigenlijke taak van een herder, vroeger en nu ?
Er lopen heel wat herders rond in de Bijbel: al vanaf Abel, die een schaapherder was, wordt van alle aartsvaders vermeld dat zij vanachter hun kudden werden weggeroepen om leider van het volk te worden: Abraham, Lot, Izaäk, Rachel, Jakob, Jozef en zijn broeder en ook Mozes en niet in de laatste plaats die jongste zoon van Isaï, David, die van achter zijn kudde werd geroepen om tot koning van Israël te worden gezalfd door Samuel.
Deze herders van Israël beantwoorden aan de roeping van de mens die van meet af bedoeld is om ‘de aarde te behoeden en te bewaren’ en zo evenbeeld te zijn van Hem die bij uitstel de Schepper en Behoeder van de aarde is.
Laten we luisteren hoe Johannes dit vandaag aan ons voorstelt.
Lezing: Johannes 10, 11-18 (NBV21)
Ik ben de goede herder. Een goede herder is bereid zijn leven te geven voor de schapen. Een ingehuurde knecht, iemand die geen herder is en niet de eigenaar van de schapen, laat de schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen. De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen; de man is maar ingehuurd en de schapen kunnen hem niets schelen. Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen. Maar Ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet Ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder. De Vader heeft Mij lief omdat Ik mijn leven geef, om het ook weer terug te nemen. Niemand neemt mijn leven, Ik geef het zelf. Ik heb de macht om het te geven en om het weer terug te nemen – dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb gekregen.’
Homilie (Bernadette)
Als het vandaag in het evangelie gaat over de goede herder dan lijkt het me boeiend om na te denken over wat nu zo iemand is. Tegen de achtergrond daarvan zullen de slechte leiders en herders beschaamd staan!
Wat doet een goede herder eigenlijk? In de psalm 23 die we straks horen als bezinning heet het dat hij schapen naar groene weiden en stromend water voert. Hij zorgt dat zij weer op adem komen, rust vinden en op rechte wegen kunnen gaan. Dat zijn wegen van recht, die eerlijk zijn en naar dat water leiden. Een waarachtige herder, een goed mens is iemand die erom bekommerd is dat anderen tot bloei en tot hun recht kunnen komen.
Vervolgens is het een mens die aan een ander nabij probeert te zijn, niet alleen in goede dagen maar ook als die ander in nood is, angstig is of met de dood voor ogen leeft. Met andere woorden: een goed mens is onvoorwaardelijk de tochtgenoot van een ander, wat er ook gebeuren zal. En hij bereidt een tafel voor mensen, is bedacht op wat gemeenschap sticht en vreugde schenkt aan mensen samen. Hij of zij is gastvrij en weet anderen welkom te heten en zorgt dat het zijn gasten aan niets ontbreekt. Liefde voor mensen die hun recht doet, kent geen grenzen of voorwaarden vooraf.
Zo ontstaat er hoop bij mensen en zullen zij de dag van morgen met vertrouwen tegemoet zien! Dat is wat een goede herder doet.
Zo is vanuit die ervaring van herderlijke nabijheid en voorkomende liefde in mensen de Herder als beeld van God gegroeid. Dat is de Ene en Levende die ons hier gaande houdt en die zijn trouw zal betonen tot over de grens van de dood heen!
Op deze zondag van de ‘goede herder’ mogen wij opnieuw horen en beseffen dat er een God is die ons behoedt en in de gestalte van Jezus laat zien wat waarachtig herderschap is. Of het nu gaat om de kerkgemeenschap of de maatschappij waarin wij leven, er is maar één manier van leiding geven die werkelijk vruchtbaar is: je leven geven, inzetten, voor anderen, ten einde toe. Ruimte scheppen voor anderen zodat zij kunnen ademhalen en ervaren dat zij er mogen zijn, welke achtergrond, status, of aard zij ook hebben. Dat het ons gegeven mag worden elke dag opnieuw zo te leven dat wij ruimte geven aan anderen hun naam eerbiedigen en hooghouden: zo vervullen wij de roeping van de mens op aarde en krijgen wij al doende besef wie God werkelijk voor ons is, alle dagen van ons leven!
Er schijnt een verhaal te bestaan dat het volgende vertelt. Er was eens een bisschop, die niet door de Paus maar dank zij een kinderstem was aangewezen tot herder. Toen hij eenmaal zijn ambt had aanvaard en een bescheiden huis had gevonden om daar te wonen en te werken, besloot hij allen, die in zijn bisdom voorgangers waren, op te zoeken. Hun aantal was gering, want de kerkelijke wet liet alleen niet getrouwde mannen tot het ambt van voorganger toe. Daarom waren er ook voorgangers, die niet tot priester waren gewijd, want om verantwoord een betrouwbare herder te kunnen zijn moet een geloofsgemeenschap niet te groot zijn. De bisschop voerde vooral met hen indringende gesprekken. Zij werden pastorale werkers genoemd, mannen en vrouwen. Hij vroeg hun naar hun bevindingen, hun wijze van werken, de omgang met hun gelovigen, en natuurlijk ook de reactie van de mensen. Met een enkeling sprak de bisschop tot diep in de nacht. Als hij dan weer naar huis terugkeerde was de dageraad al begonnen. Ook besteedde hij veel tijd aan de ontmoeting en het gesprek met groepen van gelovigen. Hij hoorde alles aan met een kinderlijke eenvoud en sprak openhartig, als dat nodig was. Geen wonder, want een kinderstem had zijn roeping bepaald. Op een dag, toen hij na een van zijn bezoeken weer thuis was, stond hij voor het raam en keek uit over de stad. Ver daar achter zag hij nog het wijde land met zijn velden en bomen. Hij streek over zijn hoofd en Ineens nam hij een besluit. Hij liep naar zijn schrijftafel. Boven op een stapeltje post lag een brief. Op de envelop prijkte het wapen van het Vaticaan. Hij schoof alles opzij, opende zijn computer en schreef een uitvoerige mail aan zijn gelovigen. Hij maakte bekend dat hij iedere pastorale werker, man of vrouw, de handen zou opleggen en vroeg om hem nog meer geschikte kandidaten om voorganger te worden bekend te maken. Vervolgens liet hij weten dat hij elke zaterdag zich in een supermarkt zou ophouden, waar hij vele van zijn broeders en zusters hoopte te ontmoeten, een groet uit te wisselen of even te spreken. Bisdom en supermarkt voeren daar wel bij.
De naam van de bisschop blijft vooralsnog onbekend.
Bezinning: Psalm 23
Jij mijn herder? Niets zou mij ontbreken.
Breng mij naar bloeiende weiden
doe mij liggen aan vlietend water
dat mijn ziel op adem komt
dat ik de rechte sporen weer kan gaan
achter jou aan.
Jij mijn herder? Niets zal mij ontbreken.
Moet ik de afgrond in, de doodsvallei,
ik zal bang zijn – ben jij naast mij
ik zal niet doodgaan van angst.
Jij hebt de tafel al gedekt – mijn spotters
weten niet wat ze zien:
dat jij mijn voeten wast, ze zalft met balsem
mij inschenkt, drink maar, zeg je
niet zal mij ontbreken.
Laat het zo blijven, dit geluk
deze genade, al mijn levensdagen.
Dat tot in lengte van jaren
ik wonen zal bij jou in huis.
Jij mijn herder, niets zal mij ontbreken.
(uit: Huub Oosterhuis – 150 psalmen vrij)