Pinksteren - Gezinsvriendelijke dankviering  'Jij bent een cadeau voor de wereld'  (18/05/2024)

Inleiding:  Er is geen uitgeschreven tekst beschikbaar.

Lezing:  Galaten 5, 16-24  (NBV21)

Ik zeg u dus: laat u leiden door de Geest, dan zult u niet toegeven aan aardse begeerten. De aardse begeerte gaat in tegen de Geest, en wat de Geest verlangt gaat in tegen de aardse begeerte. Het een is in strijd met het ander, en u kunt dus niet zomaar doen wat u wilt. Maar wanneer u door de Geest geleid wordt, bent u niet onderworpen aan de wet. De praktijken waartoe de aardse begeerte aanzet zijn bekend: ontucht, zedeloosheid en losbandigheid, afgoderij en toverij, vijandschap, tweespalt, jaloezie en woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit, afgunst, bras- en slemppartijen, en nog meer van dat soort dingen. Ik herhaal de waarschuwing die ik u al eerder gaf: wie zich aan deze dingen overgeven, zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God. Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Er is geen wet die daar iets tegen heeft. Wie Christus Jezus toebehoort, heeft zijn aardse natuur met alle hartstocht en begeerte aan het kruis geslagen.

Homilie:  Bijbelblaadje van Luc Maes → 'Doe het zelf'

Bezinning

Op een dag werd het donker in het bos. De dieren rilden en huiverden en lieten hun hoofd tussen hun schouders zakken. Het was nog nooit zo donker geweest.
‘Donker! Donker!’ riepen ze en ze werden boos, trokken bomen en struiken uit de grond en trapten met opzet op elkaars tenen, vleugels en staart.
‘Au! krasten, kwaakten, loeiden en brulden ze, en ze holden door elkaar tot het zo donker was dat ze elkaar niet meer konden zien en tegen elkaar botsten.
Grote builen verschenen op hun hoofd, en hun gedachten waren donker en kil.
‘Hu!’ riepen ze. ‘Wanneer wordt het weer licht?’ Sommige dieren meenden dat het nooit meer licht zou worden. Ze wisten het zeker! riepen ze. En als iemand vroeg: ‘Waarom?’ dan gilden ze: ‘Omdat het zo is!’
Het was zo donker dat zelfs de mol onder de grond tegen de muren van zijn hol botste en somber begon te mopperen.
Maar plotseling, tegen het einde van het jaar, verscheen er een lichtje. ‘Wie is daar?’ riepen de dieren verbaasd.
‘Ik …’ zei een stem.
‘Wie ben je?’
‘Dat … eh … weet ik niet,’ zei de stem. ‘Ik kan mezelf niet goed zien.’
‘Waar kom je vandaan?’ vroegen de dieren.
‘Tja …’ zei de stem, ‘wist ik dat maar … volgens mij kom ik nergens vandaan … waar zou ik eigenlijk vandaan kunnen komen?’ De dieren zwegen en keken met grote ogen naar het onbekende lichtje. Maar opeens zag de eekhoorn wie het was. ‘Je bent het vuurvliegje!’ riep hij. ‘Ik zie het!’
‘O!’ zei het vuurvliegje. ‘Ben ik nu het vuurvliegje … ach … dat wist ik niet.’ En hij dacht: zo zo … ik ben dus het vuurvliegje … en hij knikte verwonderd in zichzelf.
De dieren gingen om hem heen staan en het vuurvliegje verlichtte ze allemaal: de tor, de kever, de olifant, de kikker, het nijlpaard, de mier en iedereen. De dieren
lieten de warme gloed over hun gezicht glijden en het speet hun dat ze met opzet op elkaars staart, tenen en vleugels hadden getrapt.
“Kun je nóg harder branden?’ vroegen sommigen.
‘Nóg harder?’ vroeg het vuurvliegje verbaasd, en hij brandde nog iets harder. Het hele bos werd lichten warm. De dieren waren zo blij dat ze besloten een verjaardag te vieren, ook al was er niemand jarig.
‘Gefeliciteerd!’ riepen ze en ze grepen elkaars hand, poot of vleugel en schudden die.
‘Dank je wel!’ En alles wat ze elkaar cadeau konden geven gaven ze elkaar cadeau. Niet lang daarna dansten ze, terwijl het vuurvliegje op een tak van de beuk zat.
‘Niet uitgaan hoor!’ riepen de dieren omhoog.
‘Nee,’ zei het vuurvliegje. Hij wist niet eens hoe dat moest. Zou ik hier altijd blijven? dacht hij. Maar wat is altijd eigenlijk … is dat hetzelfde als nu …? Er verschenen rimpels in zijn voorhoofd en heel voorzichtig haalde hij zijn gloeiende schouders op.

– Toon Tellegen –