27 zondag door het jaar C - 'Geloof in het kleine, geef niet op' (01/10/2022)
Openingslied: ♫ 39 Voor kleine mensen
Inleiding (Jackie)
Weet je, we zitten met de evangelie van vandaag nog altijd bij het ‘grote reisverhaal’ van Lucas. We zijn dus nog altijd op weg naar Jeruzalem.
Wat we in de vorige hoofdstukken gehoord hebben in de voorbije weken waren vooral parabels en vermanende verhalen. De onrechtvaardige rentmeester, Lazarus en de rijke, de verloren zoon, …
De leerlingen waren wel onder de indruk en werden zich meer en meer bewust van de toch wel zware opdracht die op hun schouders rustte.
Vandaar hun vraag, dwingende vraag, een soort hartenkreet: ‘Geef ons meer geloof’
Lezing: Lucas 17, 5-10 (NBV21)
Toen zeiden de apostelen tegen de Heer: ‘Geef ons meer geloof!’ De Heer zei: ‘Als jullie geloof hadden als een mosterdzaadje, zouden jullie tegen die moerbeiboom zeggen: “Trek je wortels uit de grond en plant jezelf in de zee!” en hij zou jullie gehoorzamen.
Als iemand van jullie een knecht heeft die ploegt of de kudden weidt, dan zal hij, wanneer die thuiskomt van het land, toch niet tegen hem zeggen: “Kom aanliggen en eet mee”? Zal hij niet veel eerder tegen hem zeggen: “Maak iets te eten voor me klaar, doe je gordel om en bedien me terwijl ik eet en drink, en daarna kun je zelf eten en drinken”? Hij bedankt de knecht toch niet omdat die gedaan heeft wat hem is opgedragen? Hetzelfde geldt voor jullie; wanneer jullie alles gedaan hebben wat jullie is opgedragen, zeg dan: “Wij zijn maar eenvoudige knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan.”’
Homilie (Jackie)
Het antwoord van Jezus vandaag op de vraag van de apostelen, ook op onze vraag, ‘geef ons meer geloof’ bestaat uit 2 delen: een beeld en een gelijkenis.
Dat beeld kennen we, dat is niet de eerste keer dat we het horen. Een piepklein mosterdzaadje, twee keer niets, 1 mm diameter, kijk eens onder je zitvlak, op je stoel, je zit er op, sommigen zullen gezegd hebben voor ze zich neerzetten, oei een vuiltje en hebben het van de stoel weggeveegd, anderen hebben niets gezien en zitten er gewoon op.
Wel, mocht ons geloof zo groot zijn als dat mostaardzaadje, en we zeggen tegen een moerbeiboom: “plant u in zee”, wel dan trekt die moerbeiboom van een meter dik, vijftien meter hoog, met wijdvertakte, lange, vier meter diep verankerde wortels, zich los, loopt daar de autosnelweg op van Gent naar Oostende om daar in het zilte zeewater te gaan gedijen. Dat is echt een surrealistisch tafereel. Er is absoluut geen verhouding tussen dat piepkleine geloof en het effect dat het veroorzaakt. Jezus drukt hier met een beeld uit dat het resultaat van ons geloof ongelooflijk is. Het kan bergen verzetten.
Maar waarin geloven we? Dat is de 2de vraag waarop we een antwoord krijgen op onze vraag ‘Geef ons meer geloof’, want als je meer geloof vraagt moet je toch weten wat dat geloof inhoudt. Hij doet dit aan de hand van een gelijkenis. Waarin of in wie geloven wij, geloof jij? Jezus geeft ons een wat eigenaardig antwoord. Het wringt een beetje.
Moeten wij geloven dat, als wij onze plicht hebben gedaan en gedaan hebben wat ons gevraagd werd, wij in Gods ogen niet meer zijn dan eenvoudige, bijna nutteloze knechten? Dat komt toch wat hard aan!
Onze plicht gedaan? Het deed me denken aan mijn jeugd, want daar bleek het heel duidelijk te zijn in wat we moesten geloven, dat stond in onze catechismus, velen hier aanwezig kennen dat gelukkig niet meer. Het is maar goed ook, maar anderzijds het was wel eenvoudig: geloven bestond er in een reeks waarheden aan te nemen, heel precies geformuleerd in vraag en antwoord. Er was ongeveer niemand die ze verstond en toch moesten we ze van buiten leren en kunnen opzeggen. Dan hadden we onze plicht gedaan en werden we beloond met de hemel. Eigenlijk was daar niet veel geloof mee gemoeid.
Eigenaardig dat Jezus, als we daar nu bij stilstaan, juist met zijn gelijkenis van vandaag inging tegen wat 2000 jaar later toch weer blijkbaar als waarheid werd voorgelegd. Want wat hij 2000 jaar geleden in de tijd van zijn leerlingen voorstelde was ook tegen de trend in van die tijd waar geloven het aannemen van wetten was. Hij kiest als antwoord een voorbeeld uit de belevingswereld van zijn leerlingen. Jezus kiest als voorbeeld de manier hoe in zijn tijd baas en personeel met elkaar omgaan, de machtsverhouding. De verhouding is er naar ons gevoel nogal zakelijk en autoritair. Waarom zegt zo een baas niet eens tegen zijn knechten die vermoeid van het land komen: "Jongens, zet u aan tafel, ik zal opdienen, en met Sinterklaas krijgen jullie een kerstpakket en met Nieuwjaar een dertiende maand". Dat zou voor ons gevoel veel sympathieker zijn dan kortaf te zeggen: "Maak het eten klaar, dien op, en eet als ik gedaan heb".
En hij stelt die eerder zakelijke omgang met mensen in tegenstelling tot wat hij voor ogen heeft als het Rijk Gods, een familiebedrijf. Wij maken deel uit van de familie en zijn ingeschakeld in het huishouden van de familie. In een familiebedrijf springt iedereen in waar het nodig is. De zoon zegt er niet: "Ik ben vanmorgen om 5 uur met de maïsoogst begonnen. Het is 13 uur: ik heb mijn 8 uren geklopt, ik ben weg!". Nee, hij zet door. En moeder zegt ook niet: "Ik heb vanmorgen om zes uur de koffie gezet, het is nu 14 uur, mijn dag zit erop". Neen. Men leeft in familie, men is er voor elkaar heel de dag, men kijkt er niet op zijn uren. Door de situatie in een familiebedrijf als voorbeeld te nemen, wil Jezus iets duidelijk maken aan zijn leerlingen die Hem vragen: "Geef ons meer geloof". Geloven, zegt Jezus, dat is instappen in dat familiebedrijf van God. Men gelooft niet om bij God het recht te claimen op een beloning of omdat men rekent op iets als een kerstpakket of een dertiende maand. Geloven is niet eens per week, op zondag, een uur kloppen voor God. Geloven is er zijn voor God en de mensen, en voor jezelf, heel de dag, heel de week.
Ik ga een voorbeeld geven direct in onze tijd:
Op zekere dag had een moeder aan haar 12-jarige zoon Jan enkele kleine karweitjes gevraagd. Jan had het allemaal netjes gedaan, maar hij vond het toch een beetje teveel. Hij kwam op het idee om voor deze karweitjes een kleine vergoeding te vragen. Want 's anderendaags vond moeder naast haar handtas op de kast een blaadje papier, waarop Jan had geschreven:
"1 x boodschappen gedaan: een halve euro;
2 x geholpen om af te drogen bij de afwas: 80 cent;
1 x bier in de frigo aangevuld: 30 cent, ... enz.”
Een heel lijstje. Als totaal stond onderaan: “vergoeding: 2 euro en 40 cent. Getekend: Jan.”
Moeder bekeek de voorgeschotelde rekening zeer aandachtig, glimlachte minzaam, haalde haar geldbeugel te voorschijn en betaalde, zonder iets te zeggen, aan Jan precies 2 euro en 40 cent uit. Maar als Jan 's avonds op zijn kamer kwam, vond hij op zijn hoofdkussen ook een rekeningetje, waarbij moeder had genoteerd:
“1 x per week, gedurende 12 jaar = 624 x gewassen en gestreken,
3 x per dag, gedurende 12 jaar = 13.140 x eten klaar gemaakt, ...enz”
Alleen had zij er telkens bijgeschreven: “vergoeding: 0 euro 0 cent, totaal: 0 euro, 0 cent. Getekend: moeder.”
Die dag had Jan iets begrepen, nl. dat liefde tussen mensen eigenlijk onbetaalbaar is.
Geloven in die onbaatzuchtige liefde dat is wat Jezus ons vandaag vraagt, dat is zijn antwoord op onze vraag ‘Geef ons meer geloof. De liefde waar wij dit jaar samen willen aan werken, de liefde voor onszelf, onze medemens, de mystieke liefde die wij God noemen en de liefde voor onze planeet, en dit met enige mildheid voor onszelf en de anderen. Dus wees niet bang, geloof er in, vertrek van iets heel kleins, dan kunnen we samen bergen verzetten.
Laat nu ons samen de tafel dekken en zingen.
Offerandelied: ♫ 30 Leven is geven
Tafelgebed: ♫ 104 Gij die weet
Onze Vader
Soms gebeurt het dat we denken kopje onder te zullen gaan door wat het leven ons aandoet.
Dan kunnen we levenskracht ontlenen aan ons geloof.
Dat geloof hoeft niet perfect te zijn, hoorden we in het evangelie.
Gelovig vertrouwen, zo klein als een mosterdzaadje, is al voldoende.
Bidden we dan tot God, die we sinds Jezus “Vader” mogen noemen,
om ons gelovig vertrouwen te versterken.
Onze Vader ...
Vredeswens
In onze wereld waar vrede een verre droom geworden is,
willen we meer dan ooit vrede uitdragen.
Wie vrede wil uitdragen, moet in eigen hart vrede koesteren.
Moge de Geest van Jezus ons helpen
vrede te vinden en die aan elkaar door te geven.
Geven we die dan ook door met een hartelijk gebaar.
Broodbreking
God, nu gaan we samen het brood breken en delen, zoals Jezus deed.
En we mogen geloven dat ALS wij in Zijn Naam dat brood breken en delen,
Hij dan heel intens in ons midden is.
DAN zal er ook vreugde zijn ...
Bezinning (naar Toon Hermans)
Weet je,
er moeten mensen zijn,
die zich kinderlijk verbazen
over iets heel kleins,
over iets wat groeit
tot mooiigheid.
Ze roepen van de daken
dat er liefde is
en wonder,
en als al die anderen schreeuwen:
alles heeft geen zin
dan blijven zij roepen:
neen, de wereld gaat niet onder
en zij zien in ieder einde
weer een nieuw begin.
Slotgebed
God, vaak zijn wij mensen
die Uw boodschap wel hebben gehoord,
maar er in werkelijkheid
dikwijls niet veel van terecht brengen.
Toch blijft Uw genegenheid en onvoorwaardelijke liefde naar ons uitgaan.
Aan die zekerheid houden we ons vast.
Wij bidden U:
vermeerder ons geloof,
maak ons vertrouwen in U sterker,
zodat wij, sterk in geloof en krachtig in de liefde,
BLIJVEN werken aan Uw Rijk.
Amen.