10 zondag door het jaar B (05/06/2021)
Welkom (Anne)
Welkom op deze historische laatste Zoom Effataviering. Gedurende meer dan één jaar zijn we op deze virtuele manier samengekomen. We zijn héél dankbaar dat dit mogelijk was. Een hele grote dank aan Fons en alle leden van de Liturgiegroep voor hun trouwe inzet, en ook aan jullie allen, trouw aanwezig op onze wekelijkse vieringen. We zijn dankbaar dat we zo langs digitale weg, zowel virtueel als echt dichter bij Christus en naar elkaar zijn mogen groeien. We vormen een beetje meer, veel meer een echte familie van broers en zussen met elkaar, met dezelfde familienaam.
In deze dankbaarheid laten wij nu beginnen met de viering. We steken eerst de kaarsen aan: de Menora-kaarsen en de Paaskaars ...
Bidden wij nu samen het openingsgebed …
Openingsgebed
God, Jij die al wat is, geschapen hebt en leidt,
Jij die bent ‘Ik-zal-er-zijn’
Jij die door ons genoemd mag worden: Vader, Moeder,
aan Jou dragen wij in eerbied dit samenzijn op.
We luisteren naar Jouw Woord,
en we voelen ons verbonden met Jou en met elkaar.
Jij die voor ons bent: Vader, Zoon en heilige Geest. Amen.
Lied: ♫ 122 Kom leg je hand
Refrein: Kom leg je hand in mijn hand. (2x)
Ik blijf bij je staan, ik ga niet voorbij, ik wil je echt vragen schuif mee in de rij
en tel je al tot honderd of gaat het maar tot tien, dat speelt heus geen rol: ‘k ben blij je hier te zien.
Refrein: Kom leg je hand in mijn hand. (2x)
Ik heb een goede vriend Jezus is zijn naam. Wat Hij te zeggen heeft gaat ons allen aan.
Eens droomde Hij de wereld voor ieder mens gelijk, maak jij z’n droom tot waarheid, zo bouw je aan Gods rijk.
Refrein: Kom leg je hand in mijn hand. (2x)
Een brood om te breken, een beker met wijn, je hand in mijn hand zal een teken zijn.
Zo blijf ik vertrouwen, kan ik verdergaan, wijl God zachtjes fluistert: ik blijf naast je staan.
Refrein: Kom leg je hand in mijn hand. (2x)
Inleiding (Jackie)
Zoals het soms ook gebeurt in het Nieuws wanneer de nieuwslezer ons wilt verwittigen voor schokkende beelden zou ik jullie vandaag ook willen verwittigen voor de harde taal van het evangelie van vandaag.
We komen vandaag terug op bezoek bij Marcus en zijn evangelie. We vallen in het hoofdstuk 3. In de 2 vorige hoofdstukken heeft Marcus, naast het verhaal van Johannes De Doper en de roeping van de eerste leerlingen, ons Jezus leren kennen als iemand die weldoende rondging. Hij genas zieken en geeft mensen een nieuw bestaan door hen te bevrijden van duistere en duivels krachten.
In hoofdstuk 3 gaat dit ook door en is het duidelijk dat Jezus als maar meer volk aantrekt en dat dit niet in dank wordt aangenomen door godsdienstige leiders, farizeeën en schriftgeleerden. Onze tekst van vandaag is het einde van hoofdstuk 3, een kort hoofdstuk, en het vormt een soort climax. Het is duidelijk een confrontatie met de schriftgeleerden die speciaal van uit Jerusalem naar Galilea kwamen waar Jezus op dat moment rond trok. Verzet dus van het hoogste niveau dat zich hier regionaal komt moeien…, maar ook deels een confrontatie met zijn eigen verwanten die vinden dat Jezus het wat te bont maakt, ze vrezen voor zijn leven, dat Hij zou opgepakt worden, ze willen Hem toch even meenemen naar huis om Hem tot rust te brengen. Ze zijn echt bang dat Jezus door zijn optreden gevaar loopt. Maar in die confrontatie maakt Jezus duidelijk wat Hem bezielt. Marcus zal dat dan ook verder in het volgende hoofdstuk aan de hand gelijkenissen en parabels die Jezus aanbracht duidelijk maken.
Dus, iedereen is verwittigd, de tekst van vandaag komt mogelijks wel wat hard over maar laat het toch maar op u afkomen en let vooral op de laatste zin …
Lezing: Marcus 3, 20 – 35 (NBV)
Hij ging terug naar huis, en weer verzamelde zich een menigte, zodat ze zelfs niet de kans kregen om te gaan eten. Toen zijn verwanten hiervan hoorden, gingen ze op weg om hem, desnoods onder dwang, mee te nemen, want volgens hen had hij zijn verstand verloren.
Ook de schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren, zeiden: ‘Hij is bezeten door Beëlzebul,’ en: ‘Dankzij de vorst der demonen kan hij demonen uitdrijven.’ Toen hij hen bij zich geroepen had, sprak hij tot hen in gelijkenissen: ‘Hoe kan Satan zichzelf uitdrijven? Als een koninkrijk innerlijk verdeeld is, kan dat koninkrijk niet standhouden; als een gemeenschap innerlijk verdeeld is, zal die gemeenschap niet kunnen standhouden.
En als Satan tegen zichzelf in opstand is gekomen en verdeeld is, kan ook hij niet standhouden, maar gaat hij zijn einde tegemoet. Bovendien kan niemand het huis van een sterkere binnengaan om zijn inboedel te roven, als hij die sterkere niet eerst vastgebonden heeft; pas dan kan hij zijn huis leeghalen. Ik verzeker u: alle wandaden en godslasteringen, hoe erg ook, kunnen de mensen worden vergeven, maar wie lastertaal spreekt tegen de heilige Geest, krijgt in alle eeuwigheid geen vergeving, want zo iemand is schuldig aan een onuitwisbaar vergrijp.’ Dit omdat ze gezegd hadden: ‘Hij is bezeten door een onreine geest.’
Intussen waren zijn moeder en zijn broers aangekomen. Ze stuurden iemand naar binnen om hem te halen. Zelf bleven ze buiten wachten. Er zat een groot aantal mensen om hem heen, en die zeiden tegen hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken u.’ Hij antwoordde: ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’ Hij keek de mensen aan die in een kring om hem heen zaten en zei: ‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers. Want iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en zuster en moeder.’
Homilie (Jackie)
Eventjes bekomen… Op het eerste gehoor klinkt wat wij hier horen, en dat uit Jezus’ mond, onverwacht hard en zonder mededogen. Zulke woorden passen eigenlijk niet in het geheel van zijn blijde boodschap. De aantijgingen van de schriftgeleerden als zou Jezus gedreven en gestuurd zijn door duivels krachten neemt Hij niet en Hij wil hen heel duidelijk maken hoe faliekant ze er naast zitten. Je moet weten dat Beëlzebub beschouwd wordt als de koning, de vorst van de duivels … en beweren dat die Beëlzebub in Hem huist, dat neemt Jezus niet.
Marcus laat dat heel duidelijk voelen, hier is Jezus op zijn tenen getrapt, meer nog, op zijn ziel getrapt. Hij voelt zich aangevallen op wat Hem het meest dierbaar is. In deze tekst van Marcus wordt ons op 2 manieren duidelijk gemaakt wat Jezus wel ten diepste beweegt:
- Hij wordt gedreven door zijn Vader en de Geest die uitgaat van zijn Vader
- Hij vindt zijn ‘thuis’ bij die mensen die de wil van zijn Vader willen volbrengen
Wat houdt dat nu in: de wil van zijn Vader, Gods wil? Hoe kunnen we Gods wil ontdekken? Je kunt aan verschillende dingen denken, bijvoorbeeld over wat God van iedereen vraagt. God wil niet dat wij liegen, stelen, overspel plegen, trots zijn en enzovoort. Eigenlijk allemaal dingen voor ons bestwil, zeer humanitair. Misschien ook wel: ge zult niet met lawaaikanonnen aan de grens staan om vreemdelingen buiten te houden of ze ge zult ze niet allemaal in Noord-Afrika in een kamp steken. Of … ge zult jongeren die hulp nodig hebben geen maanden op een wachtlijst plaatsen, of … ge zult niet zorgen dat je eerst gevaccineerd wordt ten nadele van anderen … Allemaal heel terecht, dit is zeker deels Gods wil.
Maar de boodschap gaat veel dieper en toch veel eenvoudiger: God vraagt ons om in alle vrijheid van Hem te houden en van alle mensen. Onze medemensen te beschouwen als broers en zussen. Kan het eenvoudiger. En … Hij geeft ons daar alle ruimte toe. Wanneer je Gods wil over bepaalde zaken wilt weten, beantwoord dan voor jezelf de vraag waar je naar op zoek bent: naar Gods universele wil die hij voor elk mens heeft, naar Gods specifieke plan met jou maar evenzeer naar de keuzevrijheid die hij jou geeft, jij met jouw middelen, met jouw veerkracht, met jouw talenten. Dat zet je in de goede richting en voorkomt onnodige krampachtigheid. Ons wekelijks samenkomen om te luisteren naar zijn woord, het broer en zus zijn in een gemeenschap zoals Effata kan ons hierbij geweldig helpen.
Het volgende verhaal illustreert dat bijzonder mooi:
De fameuze bisschop Dom Helder Camara van Recife in Brazilië had sterk het gevoel dat alle mensen, maar zeker de allerarmsten, familie van hem waren. Als hij hoorde dat één van hen ten onrechte gearresteerd was, belde hij meteen de politie en zei: ‘Ik heb gehoord dat jullie zopas mijn broer hebben gearresteerd …’ En dan kwamen er meteen een hoop verontschuldigingen van de kant van de politie: ‘Oh Monseigneur, het spijt ons ten zeerste – dat moet een vergissing zijn! Wij wisten helemaal niet dat die man uw broer was. Wilt u hem alstublieft direct komen ophalen – en excuseert u ons toch voor zoveel onhandigheid …’
En wanneer de aartsbisschop dan naar het plaatselijke politiebureau ging om de man in kwestie op te halen, zei de officier van politie soms: ‘Maar Monseigneur, hoe kan dat toch: die man heeft helemaal niet dezelfde familienaam als u – hoe kan hij dan uw broer zijn ...?’ Waarop Dom Helder steevast met een stralende glimlach antwoordde ‘… dat hij nu eenmaal gewoon was elke arme als zijn broer of zuster te beschouwen …’
Mooi, eenvoudig, zonder enige krampachtigheid – Amen.
Voorbeden
Samen bidden, maakt ons sterker, bevestigt onze dromen
en verandert minstens altijd de realiteit in onszelf.
Omdat wij geloven dat God ons hoort, bidden, danken en zingen we …
♫ 194 In manus tuas, Pater
In manus tuas, Pater, commendo spiritum meum.
In uw handen, Vader, beveel ik mijn geest.
Onze Vader
In Jezus werden wij kinderen van dezelfde Vader,
in Jezus zijn wij geroepen tot liefde zonder grenzen.
Díe Jezus leerde ons hoe wij met z’n allen kunnen bidden tot zijn en onze Vader: Onze Vader …
Vredeswens (Fons)
God, onze Vader,
door jouw Zoon werd ons geen gemakkelijke vrede toegezegd,
maar een vrede die onthult en mooi maakt,
als een storm die ons open waait,
als een vuur dat in ons oplaait.
Moeilijk soms, pijnlijk soms,
tegen de verdrukking in,
tegen onszelf in.
Moge die vrede van Jezus ons deel zijn
vandaag en tot in eeuwigheid.
De vrede van de Heer zij dan altijd met ons.
Willen wij die vrede ook met elkaar delen, zelfs van op afstand.
♫ 98 Dona la pace Signore
Dona la pace Signore a chi confida in te.
Dona, dona la pace Signore, donna la pace.
Geef de vrede, Heer, aan wie op U vertrouwt,
Geef de vrede, Heer, geef de vrede.
Bezinning
Ben jij mijn moeder? Dek je me dan toe vanavond?
En vertel je een verhaal over goed zijn en goed doen,
over blij en gelukkig leven?
Ben jij mijn zus? Staat jouw deur voor mij open vandaag?
En luister je naar mijn verhaal van vreugde of verdriet?
Lach je mee als het mij goed gaat?
Droog je mijn tranen als ik zorgen heb en eenzaam ben?
Ben jij mijn broer? Zal ik tijd maken voor jouw verhaal?
Ik wil je dragen en steunen, en samen met je huilen om je miserie!
Gedeelde smart, weet je wel …
Ik wil ook mee genieten van je mooie momenten.
Gedeelde vreugde telt toch dubbel?
Ben jij mijn moeder, mijn zus, mijn broer?
Laten we dan samen op weg gaan van verhaal naar verhaal,
van mens tot mens, van ‘ont-moeten’ naar ‘ont-moeten’.
Jij bent mijn moeder, mijn zus, mijn broer …
Samen zijn we op weg als kinderen van éénzelfde Vader.
Tochtgenoten in goede en kwade dagen …
En vergeet daarbij niet: “Wat uit liefde wordt gedaan,
geschiedt altijd buiten goed en kwaad om …”
(Nietzsche)
Lied: ♫ 16 Jerusalaim
Jerusalaim, stad van God, wees voor de mensen een veilig thuis.
Jerusalaim, stad van vrede, breng ons weer thuis.
Er is een stad voor vriend en vreemde diep in het bloemendal.
Er is een mens die roept om vrede, die mens roept overal. Jerusalaim …
Er is een tafel om te eten voorbij het niemandsland.
Er is een volk dat wordt vergeten, dat volk roept overal. Jerusalaim …
Er is een wereld zonder grenzen, zo groot als het heelal.
Er is een hemel voor de mensen, dat hoor je overal. Jerusalaim …
Slotgebed
God van gerechtigheid en vrede,
waarom zijn er mensen die over lijken gaan?
Waarom moordt het ene volk het andere uit?
Waarom heb ik steeds weer de neiging
met de ellenbogen te werken?
Jij hebt een goede wereld geschapen, geen chaos.
Daarin dragen wij een grote verantwoordelijkheid.
Leer ons die op te nemen
naar eigen draagkracht en vermogen.
Steun ons in het aanklagen van onrecht
en van machtsmisbruik van de ene mens over de andere,
van het ene volk over het andere.
Dan pas worden wij daadwerkelijk mee-bouwers
aan uw Koninkrijk van gerechtigheid en liefde.
Amen.
Zegen
Jezus liet zijn blik gaan
over de mensen die naar Hem zaten te luisteren,
en zei:
“Jullie zijn mijn broer, mijn zuster, mijn moeder als jullie de wil van God volbrengen.”
Mogen ook wij uitgroeien tot broers en zussen van diezelfde Jezus.
Op weg daarheen
wil God ons nabij zijn met zijn zegen
in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Amen.
Lied: ♫ 140 Thuma mina
Thuma mina, thuma mina, thuma mina Nkosi yam.
Zend mij , Heer, in Jezus’ naam, in zijn Geest en door zijn Vader.
Zend mij, Heer, leid ons naar uw Rijk, wij als broers en zussen voor elkaar.
Thuma mina …