Palmzondag B (27/03/2021)
Verwelkoming en inleiding (Mia)
Welkom aan jullie allen die, vanuit jullie huiskamer,
deze Palmzondag met ons meevieren.
Maken we het even stil en bidden we dan ons openingsgebed ...
Openingsgebed
God,
Jij, Bron van alle leven,
Jij, die als een Vader, als een Moeder van ons houdt.
Wees er, hier in ons midden.
Wij ontmoeten elkaar in Jouw Naam:
Vader, Zoon en heilige Geest. Amen.
Lied: ♫ 16 Jerusalaim
Er is een stad voor vriend en vreemde diep in het bloemendal.
Er is een mens die roept om vrede, die mens roept overal.
Er is een wereld zonder grenzen, zo groot als het heelal.
Er is een hemel voor de mensen, dat hoor je overal.
Refrein
Jerusalaim, stad van God, wees voor de mensen een veilig thuis.
Jerusalaim, stad van vrede, breng ons weer thuis.
Inleiding
Palmzondag, rustdag in de prille lente, waarin het behaaglijk zomers en guur winterweer kan zijn.
Palmzondag, een dag, warm en koud rond een man, Jezus genoemd: “God redt” geheten.
In de ogen van zijn familie: de goedheid zelf, maar al te zeer van God bezeten;
in de ogen van zijn vrienden: eigenlijk – eindelijk – de bevrijder maar één die helaas de wapens schuwt;
in de ogen van de mensen: een profeet in woord en daad.
Palmzondag, aanhef van de Goede Week waarin overal ter wereld mensen samen vieren
hoe deze Man van Nazareth met Hosanna wordt verwelkomd en onthaald in de stad –
hoe Hij afscheid heeft genomen ergens in een verloren hoek –
hoe Hij is gekruisigd, veroordeeld na een schijnproces –
hoe Hij, dood en begraven, herkend is en gezien:
de mens naar Gods bedoeling, de Christus, Zoon van de Eeuwige.
Groene palm, je kost helemaal niets. Wij krijgen jou elk jaar opnieuw op deze dag.
Ofschoon alles duurder wordt, jij doet er niet aan mee.
Jij bent een ding van niks en je blijft het ook.
Maar toch, waardeloos ben je niet, bij lange niet.
Deze dag is naar jou genoemd: Palmzondag.
En eigenlijk doe jij een heleboel.
Jij roept in ons verhalen op van toen Jezus naar Jeruzalem ging, zes dagen voor Zijn lijden.
Jij roept het verhaal op van die duif van Noach die over de eindeloze watervlakte vloog,
maar ‘s avonds terugkwam met een takje in haar bek, teken dat het water zakte en de redding nabij was.
Jij leert ons vooruitkijken naar de vreugde van Witte Donderdag,
naar de droefheid van Goede Vrijdag,
naar de rouw van Stille Zaterdag.
Jij bent een teken van hoop: hoop dat geen enkel lijden BLIJFT duren …
dat de Liefde sterker is dan de dood.
Zo help je ons om door de Goede Vrijdag heen te komen. Jij bent iets van Pasen, ons nu al gegeven.
Gezegend ben je. Jij zegt goede dingen en er gaat zegen van jou uit!
Lezing
Zes dagen voor Zijn lijden, werd Jezus in Jeruzalem door de mensen verwelkomd met palmtakken.
We lezen het verhaal zoals het in het Marcusevangelie geschreven staat:
Toen Jezus en zijn leerlingen dicht bij Jeruzalem waren, stuurde Jezus twee van zijn leerlingen erop uit met de opdracht: “Ga naar het dorp daar vlak voor je. Meteen als je er binnenkomt, zul je een veulen vinden dat vastgebonden staat en waarop nog geen mens gezeten heeft. Maak het los en neem het mee.” Als iemand tegen jullie zegt: “Wat doen jullie daar?” zeg dan: “De Heer heeft het nodig; Hij stuurt het meteen terug”.
Ze gingen weg en vonden een veulen, vastgebonden bij een deur, buiten aan de straat, en ze maakten het los.
Sommige omstaanders zeiden tegen hen: “Wat doen jullie daar, waarom maken jullie dat veulen los?”
Ze antwoordden zoals Jezus gezegd had. En ze lieten hen hun gang gaan.
Ze namen het veulen mee naar Jezus, wierpen er hun kleren overheen en Hij ging erop zitten. Velen spreidden hun kleren uit op de weg, anderen deden hetzelfde met twijgen die ze op het veld gesneden hadden.
Zowel de mensen die voorop gingen als zij die volgden, riepen: “Hosanna! Gezegend is Hij die komt in de naam van de Heer. Gezegend het koninkrijk dat komen gaat, van onze vader David. Hosanna in de hoogste hemel!”
Lied: ♫ 69 Een lied tot Jezus Christus (© Effatakoor 2011 - Lovendegem)
tekst: Huub Oosterhuis - muziek: Jehan Tabourot (Thoinot Arbeau)
Gij zijt voorbijgegaan, een steekvlam in de nacht.
De vonken van uw naam zijn ogen in ons hart.
In flarden hangt uw woord om onze wereld heen,
wij leven in u voort, wij zijn met u bekleed.
Gij zijt voorbijgegaan, een voetspoor in de zee.
Gij zijt te ver gegaan, gij zijt een mens te veel.
Gij zijt voorgoed, gij zijt verborgen in uw God.
Geen stilte spreekt u uit, ondenkbaar is uw dood.
Gij zijt voorbijgegaan, een vreemd bekend gezicht,
een stuk van ons bestaan, een vriend, een spoor van licht.
Uw licht is in mijn bloed, mijn lichaam is uw dag,
ik hoop u tegemoet zolang ik leven mag.
Inleiding op het lijdensverhaal
Wat vandaag een reden is om blij te zijn en Jezus jubelend tegemoet te treden,
wordt in de loop van de week reden tot droefheid.
Omdat Hij de kant van de minsten koos en voor velen goed was,
omdat Hij een ander beeld van God aanreikte
en het geloof voor Hem een levenshouding was
eerder dan een slaafs volgen van wetten en regels,
werd Hij niet begrepen en beschouwd als een gevaarlijk iemand die het gezag ondermijnde.
Daarom moest Hij zwijgen.
Voor Jezus’ lijdensweg waren mensen verantwoordelijk …
Mensen die Hem in de steek lieten en bespotten …
Mensen die Hem verloochenden … Mensen die Hem verraadden …
Mensen zoals jij en ik …?
Lijdensverhaal
Ze brachten Jezus naar de hogepriester Kajafas, bij wie schriftgeleerden en oudsten samengekomen waren.
Petrus volgde voorzichtig tot op de binnenplaats van het paleis
waar hij tussen het dienstdoend personeel ging zitten, om te zien hoe het zou aflopen.
Er kwam een meisje naar hem toe die zei: “Jij was volgens mij bij Jezus van Galilea.”
Maar hij ontkende het waar iedereen bij was: “Waar heb je het over?”
Hij ging naar de uitgang en een ander meisje zei: “Die daar was bij Jezus van Nazaret.”
Hij ontkende opnieuw en onder ede: “Ik ken die man niet!”
Ze drongen op hem aan en zeiden: “Gegarandeerd, jij hoort bij hen. Ontken maar niet: je spraak verraadt je.”
Toen begon Petrus te vloeken en te tieren: “Ik ken die man niet!”
Er kraaide een haan.
En Petrus schoten de woorden te binnen die Jezus gezegd had:
“Voor er een haan kraait, heb je Mij driemaal verloochend.”
Hij ging naar buiten en huilde bittere tranen.
Wie durft opkomen voor de profeet die van hogerhand wordt aangepakt?
Wie volgt de rechtvaardige die uitgesloten wordt?
Wie waagt zich in de hoek waar de klappen vallen?
Wie getuigt waar ieder ander wijselijk zwijgt?
Wie loopt niet achter de meerderheid aan?
Wie praat de sterkste niet naar de mond?
Wie riskeert zijn goede naam, zijn hebben en houden, laat staan zijn leven?
Wie is trouw wanneer iedereen vlucht?
Wie durft de joden iets verwijten?
Toch zeker niet wij die naar Jezus zijn genoemd.
Als het misgaat in onze ogen redden wij vaak ons eigen hachje en laten Hem in de steek.
Hogepriesters en sanhedrin zaten verlegen om aanklachten, zodat zij Jezus ter dood konden brengen.
Hoewel er velen bereid waren valse aanklachten tegen Hem in te brengen vonden ze niets dat steek hield.
Totdat er twee kwamen die verklaarden:
“Die man heeft gezegd dat hij de tempel van God afbreekt en in drie dagen weer opbouwt.”
De hogepriester verhief zich en zei tegen Jezus: “Geef je geen antwoord?
Het is niet niets waarvan je beschuldigd wordt!”
Jezus zweeg, maar de hogepriester riep:
“Bij de levende God, ik eis van Jou ons te zeggen of je de Messias, Gods Zoon bent?”
Jezus antwoordde en zei: “Gij zegt het.
Ik zeg u zelfs dat ge deze mens van nu af zult zien aan de rechterhand van de Machtige,
en komen op de wolken des hemels.”
Toen scheurde de hogepriester zijn kleed en schreeuwde: “Godslasterlijk!
Waarom hebben wij nog getuigen nodig? U hebt hem zelf God horen lasteren. Wat is uw oordeel?”
Hun antwoord was: “Hij verdient de doodstraf!”.
Zij begonnen Hem in het gezicht te spuwen en rond de oren te slaan.
Er waren er ook die Hem afranselden en dan zeiden:
“Hé, Christus, hang NU eens de profeet uit! Van wie kreeg je een pak slaag?”
Het was vroeg in de morgen toen de hogepriesters en oudsten unaniem besloten Jezus te doden.
Geboeid namen ze Hem mee en droegen Hem over aan Pilatus, de landvoogd.
Die vroeg Hem: “Gij zijt dus de koning der Joden?” Jezus zei: “Gij zegt het.”
Op de beschuldigingen door Hogepriesters en oudsten reageerde Hij niet.
Pilatus vroeg: “Je hoort toch wel waarvan je beschuldigd wordt?”
Maar tot verbazing van de landvoogd antwoordde Jezus nergens op.
Pilatus zag dat het volk steeds onrustiger werd.
Hij liet water brengen en waste zich de handen schoon ten overstaan van het volk.
“Ik heb geen schuld aan het vergieten van dit bloed. Jullie dragen de verantwoording zelf.”
Pilatus liet Barabbas vrij.
Jezus leverde hij uit om gegeseld en gekruisigd te worden.
Hoe kan een volk zich tot in zijn geweten laten knechten?
Hoe kan het na: “Hosanna, Hij die komt” – “Kruisig Hem” gaan roepen?
Laten wij bidden om staande te blijven.
Hoe kan een volk, kundig, vaardig en gelovig, steeds opnieuw door de Trumps aller tijden worden misbruikt?
Hoe kan het zich tot oorlog en geweld laten ophitsen?
Laten we bidden om staande te blijven.
Hoe kan een volk, uit heilige overtuiging, zijn jeugd tot zelfmoordterroristen maken?
Hoe kan het hen in Allah”s naam, in Gods naam, de dood insturen?
Laten we bidden om staande te blijven.
Hoe kunnen christenen zich van hogerhand laten verplichten medemensen van de tafel weg te sturen?
Hoe kunnen ze zich dan in Jezus’ Naam laten gezeggen en andersdenkenden, anders-geaarden buitensluiten?
Laten we bidden om staande te blijven.
Lied: ♫ Hold on to me (Lauren Daigle) → https://www.youtube.com/watch?v=6MPT3CJFMpM
Buiten de stad gekomen dwongen ze een man uit Cyrene, Simon geheten, het kruis te helpen dragen.
Op Golgotha, de Schedelplaats, aangekomen, gaven ze Jezus een mengsel van wijn en gal te drinken.
Hij proefde, maar dronk er niet van. Hij werd gekruisigd en om zijn kleren werd gedobbeld.
De soldaten gingen zitten en hielden de wacht.
Boven hun hoofden stond geschreven waaraan Hij schuldig was bevonden:
“Jezus van Nazaret, Koning van de Joden”.
Links en rechts werden gelijktijdig twee misdadigers gekruisigd.
Voorbijgangers spotten met Hem en riepen met veel misbaar:
“Jij zou de tempel toch slopen en in drie dagen weer opbouwen. De Zoon van God kan zichzelf toch wel redden!
Kom van dat kruis af!”
Schriftgeleerden, hogepriesters en oudsten deden voor hen niet onder: “Anderen kon Hij wel redden, maar zichzelf niet! Koning van Israël, als je omlaag komt, zullen wij in jou geloven! God zal zijn vertrouweling toch wel loslaten!”
Ook de misdadigers met Hem gekruisigd, maakten Hem belachelijk.
Er viel duisternis over het hele land vanaf het zesde tot het negende uur.
Rond die tijd riep Jezus met luide stem:
“Eli Eli, lemà sabachtàni?” Dit betekent: “Mijn God, mijn God, waarom heb je mij in de steek gelaten?”
Die dit hoorden zeiden: “Hij roept Elia.”
Iemand haalde een spons, doopte die in wijn, stak ze op een rietstengel en liet Hem drinken.
Maar anderen zeiden: “Niet doen, laten wij kijken of Elia Hem te hulp komt”.
Jezus schreeuwde luidkeels en gaf de geest.
Vrouwen, die vanuit Galilea Jezus gevolgd waren, en voor Hem gezorgd hadden, stonden op afstand toe te kijken. Onder hen Maria uit Magdala, Maria de moeder van Jacobus en Jozef, en de moeder van de zonen van Zebedeüs.
Laat op de dag kwam Jozef van Arimatea, een rijk man en volgeling van Jezus.
Hij had Pilatus om het lichaam gevraagd.
Deze had opdracht gegeven het aan Jozef over te dragen.
Die nam het lichaam, wikkelde het in zuiver linnen, en legde het in zijn eigen graf, pas uit de rotsen gehouwen.
Hij rolde een grote steen voor de ingang van het graf en ging heen.
Onverhoeds de bittere beker voorgehouden krijgen en hem moeten drinken tot de bodem toe.
Corona, kanker, een hartaanval …
Geschokt, jezelf kwijt, verdoofd, tot alles in staat,
vechten en tobben met het waarom: Waarom zo? Waarom ik?
Grijpen naar een hand die wel wil, maar niet KAN helpen:
hopend op een verlossend woord dat niet komt dan van jezelf.
Alle schone schijn is weggevallen, geen fraaie woorden hoeven nog gezegd: “Mijn God, waarom ik?”
Totdat wanhoop en verzet opgaan in berusten en aanvaarden, alsof je thuiskomt bij jezelf en zeggen kunt: “Vader, in Uw handen beveel ik mijzelf.”
Lied: ♫ 28 Gij die de stomgeslagen mond verstaat (© Effatakoor 2011 - Lovengegem)
tekst: Huub Oosterhuis - muziek: Antoine Oomen
Gij die de stomgeslagen mond verstaat van alle stervelingen die wij zijn,
wij roepen u de naam toe van een mens, de zoon der mensen, uw geliefde.
Nooit sprak een mens als hij, in hem verstonden wij uw bestaan, de zin van ons bestaan.
Hij is uw woord geweest, hij heeft volbracht alle gerechtigheid, een mens voor allen.
Om zijnentwil zie ons, dit uur bijeen. Zie alle stervelingen van de wereld.
Waar onze doden zijn, verkoold, verwaaid, vragen wij u – hebt Gij hen nog gezien?
Waarom genadeloos vernietigd worden de armsten van de wereld uw geliefden;
waarom wiij die met weinigen bezitten wat allen toebehoord, uw woord niet doen
een wereld maken die in vrede is, een nieuwe orde van gerechtigheid –
Gij die ons hebt gezegd wat leven is: te doen wat goed is, recht, elkaar bevrijden.
Gij die dit woord ons ingegeven hebt, een bron van kracht en moed en zeker weten,
Gij die het licht in ons geschapen hebt, dat niet de duisternis ons overmeestert,
dat niet het laatste woord is aan de dood – Gij die tot hier ons vasthoudt in het leven
Gij die ons afgestemd hebt op uw stem, Gij die ons hebt geschapen naar U toe.
Gij die ons zocht nog voor wij om U riepen, Gij die gezegd hebt dat Gij ons zult vinden -
wij roepen U de naam toe van uw mens, Israël, deze aarde, uw geliefde.
Onze Vader
Jezus’ laatste woorden voor Hij stierf, waren gericht naar Zijn Vader toe.
Doen wij dat nu ook, met het gebed dat Hij ons naliet. Onze Vader …
Vredewens
Het lijdensverhaal roept ons telkens weer op elkaars kruis te helpen dragen …
niet voor het oog van een ander, maar om te dienen.
Zo helpen wij in onze wereld goedheid en gerechtigheid groeien.
Voor elkaar een hart hebben, verzacht lijden en verdriet.
Zo deed Jezus ons voor.
Zo wordt Zijn droom van gerechtigheid en vrede nu al werkelijkheid.
Moge Zijn vrede dan ook altijd met ons zijn.
En wensen we elkaar die Jezusvrede van harte toe.
Bezinning
Jezus wou het niet opgeven: weldoende rondgaan, niemand uitsluiten, houden van mensen, goed doen … zelfs op Sabbat.
De week voor het Joodse Paasfeest kwam Hij Jeruzalem binnen: op een ezeltje, zoals de gewone mensen.
De mensen waren zo blij dat ze Hem tot koning wilden uitroepen.
Ze verwelkomden Hem met palmtakken en riepen: Leve Jezus, onze koning!
Dit was niet naar de zin van de leiders van het volk. Ze besloten Jezus gevangen te nemen en te doden.
Wanneer wij een palmtakje in ons huis aanbrengen beloven we te leven zoals Jezus: in liefde voor elkaar en voor alle mensen die wij ontmoeten …
We beloven op te komen voor mensen die het moeilijk hebben en zorg te dragen voor alle kwetsbare leven.
We beloven een mens te worden naar Gods hart.
Jezus deed dit ook. Het kostte Hem zijn leven!
Maar: Zijn kruisdood kreeg niet het LAATSTE woord …
Slotgebed
God, de ganse week die nu is ingezet, zullen wij Jezus gedenken die dienstbaar werd tot in de dood.
Beziel ons met Uw Geest, dat wij de moed zouden hebben Zijn weg te gaan
van liefde en dienstbaarheid,
van breken en delen,
van gerechtigheid voor ELKE mens.
Help ons daarin staande te blijven. Amen.
Slotlied: ♫ 134 Een schoot van ontferming (tekst: Huub Oosterhuis - muziek: Antoine Oomen)
Een schoot van ontferming is onze God.
Hij heeft ons gezocht en gezien zoals de opgaande zon aan de hemel.
Hij is ons verschenen toen wij in duisternis waren in schaduw van dood.
Hij zal onze voeten richten op de weg van de vrede.